Ik denk dat ik destijds de laatste Nederlander was, die een cd-speler aanschafte en toen heel Nederland al jaren mobiel belde, zat ik nog altijd kneuterig te bellen via de vaste lijn. Terwijl ik toch heel erg van veranderingen houd.
Een TomTom vond ik niet nodig. Ik had namelijk een sterk verouderde handpalmcomputer, een pda, en daar zat ook een of ander duister navigatiesysteem op.
Die pda moest ik overigens via een hele ingewikkelde omgekeerde beweging vastklikken aan een tamelijk wankele standaard op het dashboard van mijn auto.
Ik ben de handigste niet, dus na een week of drie liet de achterkant van mijn pda los. Lijmen lukte niet.
Sindsdien ligt mijn Russische muts – type Anna Karenina – ’s zomers en ’s winters op de passagiersplaats. Mijn pda plaats ik secuur rechtop tegen de bontrand (nep!) en daarna leg ik mijn agenda er tegenaan zodat hij niet kan omvallen. Dat is ontzettend handig. Ik heb ook geleerd dat je heus niet de hele tijd opzij hoeft te kijken, je kunt ook gewoon naar de stem luisteren.
‘Heb jij eigenlijk WhatsApp op je smartphone’, vroeg mijn dochter, ‘want ik ga heel veel WhatsAppen als de baby er is. Dat is voor jou ook fijn, met WhatsApp kun je gratis teksten, foto’s en video’s sturen, kun jij het ook een beetje volgen.’
Mijn dochter woont in Sao Paulo, Brazilië.
‘Natuurlijk heb ik geen WhatsApp, ik heb niet eens een smartphone.’
‘Jezus mam, dat is echt heel gek hoor.’
Toen ik in Sao Paulo was, hoorde ik steeds van die venijnige piepjes. Dan kwam er weer een WhatsAppje binnen op het toestel van mijn dochter, begreep ik. Dat was lachen. Zei ze.
Ik zag mijn andere twee kleinzonen regelmatig voorbij komen en dat had ik anders nooit.
Ik kreeg er echt schik in. Dat wilde ik ook wel. Ik ging het meteen regelen als ik weer in Nederland was: een smartphone mét WhatsApp erop.
Natuurlijk: zal je net zien. Loop ik een keer in de digitale voorhoede, ben ik er eens als de kippen bij, is er weer wat.
‘Wat dan? WhatsApp?’
Nou, het is helemaal niet gezond, WhatsAppen. In het buitenland hebben ze er kennelijk niet zoveel last van, maar in ons land is het een enorm probleem. Eerst hadden we de muisarm, de sms-duim, de gsm-arm, de Ipad-schouder en nu hebben we dus ‘de WhatsApp vinger’.
Het schijnt echt een epidemie te zijn. Hele volksstammen kampen met verkrampte gewrichten, tintelende vingers, een brandend gevoel in alle ledematen en veel pijn. En dat alleen vanwege een smartphone met WhatsApp.
We kunnen het niet bijbenen. Swipen – het vegen met de vinger -, scrollen, in-en uitzoomen, onze tere vingers zijn daar niet op berekend. Die zijn evolutionair blijven hangen in de tijd dat we op ons gemak in struiken, in bossen en in het veld op zoek gingen naar bessen en vruchten.
Goed, we hebben de lopende band gehad, maar niemand die daar meer dan de netto arbeidstijd aan besteedde. Dat was nog net uit te houden.
Maar dat dwangmatige gedoe met die smartphone, het is killing. Dat is 24/7. Zo’n ding neemt bezit van je.
En je doet het helemaal zelf. Ik ken geen moeder, die haar kind achter de broek aan zit om eindelijk eens een sms’je terug te sturen aan een vriendinnetje.
In de tram is er tegenwoordig geen aardigheid meer aan, iedereen is in de weer met zijn smartphone of doet alsof. Wat me ook wel sneu lijkt. Dat je eigenlijk nooit iets van iemand hoort, maar in de tram net doet alsof.
En daarom, Ik weet het nog niet.
Ontdek meer van De Digitale Stad Nieuwegein
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.