Vraagt u zich wel eens af wat dat nu weer voor een wilde plant of onkruid is, in de tuin of de berm of ergens tussen het gras in het park in Nieuwegein? Of wat dat voor een paddenstoel is? Of wat daar nu weer kruipt of vliegt, soms zelfs in huis?
De Nieuwegeinse natuurliefhebber Udo Tenge beschrijft iedere week een plantje, zwammetje of beestje dat u ergens kunt tegenkomen. Ook heeft hij een eigen website. Vraagt u zich wel eens af wat dat nu weer voor een wilde plant of onkruid is, in de tuin of de berm of ergens tussen het gras in het park in Nieuwegein? Of wat dat voor een paddenstoel is? Of wat daar nu weer kruipt of vliegt, soms zelfs in huis?
‘Alles wat leeft heeft voldoende voedsel nodig om te bestaan. Daarop bestaan geen uitzonderingen. Het voedsel van dieren is plantaardig of dierlijk, het voedsel van planten bestaat uit mineralen, andere planten(resten) en insecten. In natuurlijk opzicht zijn mensen ook een deel van de natuur’ aldus Udo.
Udo: ‘Het bewustzijn van alles wat leeft bestaat uit emoties (gevoelens) en kennis. Mensen hebben sterk de neiging om gevoelens te onderdrukken en kennis voor kennisneming aan te nemen.
Nou, en? Tsja. “De een zijn dood, is de ander zijn brood”. Dat betekent dat het leven van de een ten koste gaat van het leven van anderen, direct of indirect.’
‘In de natuur is liefde een onbekend verschijnsel. Zorg is er wel, en voornamelijk zichtbaar in de dierenwereld. Zorg is in de eerste plaats gericht op het individu zelf en op de eigen soort. Dat is een noodzaak voor het voortbestaan van de soort.’
Mensen zijn zich vaak niet bewust van het keiharde leven in de natuur. Of ze willen het niet weten. Mensen maken vaak geen onderscheid tussen cultuur en natuur. Dat komt doordat men wel wil genieten van de natuur, maar dan zonder prikplanten en bijtende of stekende beesten bijvoorbeeld. Zo een natuur is geen natuur: het is een park, een tuin, een plantsoen, een “natuurlijk” landschap kortom het is cultuur.’
Het laatste stukje wilde natuur is in Nederland al zo’n 150 jaar geleden “ontgonnen” of “ïn cultuur gebracht” en omgezet in boerenland. Ondanks de risico’s die een verblijf in een natuurlijk gebied met zich meebrengen zijn er massa’s mensen die vinden dat je in de “natuur” moet kunnen wandelen en picknicken, (ook met kinderen), een hond onaangelijnd kan laten ronddollen, en gaan kijken naar “wilde koeien”, wilde zwijnen en meer van die “natuurlijke lievertjes”. Ik zou de burlende herten haast vergeten. Tja, het moet toch kunnen, wij hebben immers recht? op een veilige natuur? En hoe is het nu met de natuur in Nieuwegein gesteld?’
‘Wel, echte natuur is er niet. Maar parken zijn er wel. En zelfs een echt stukje parkbos, dat bijgehouden wordt zoals je dat van staatsbosbeheer kunt verwachten en waar vaak meer vrijlopende honden worden gezien dan mensen. Er zijn heel wat mensen die zich bedreigd voelen door die honden, maar mensen met gevaarlijke honden zie je maar zelden in dat bos. Honden voelen zich daar vaak wel uitgelaten en gedragen zich ook zo. En ze zijn vaak nog meer nieuwsgierig dan mensen. Rond rennen, spelen met andere honden, veel blaffen, overal aan snuffelen, spelen met hun “baas”, wie is daar nu bang voor.
Verder moeten mensen het dus doen met de plukjes natuur die worden toegestaan in het “openbaar groen” elders in Nieuwegein. En dat is beperkt tot “onkruid” (wilde planten), insecten, spinnen e.d. en vogels, kleine andere beesten als padden en kikkers, ratten en muizen, en nog meer van dat kleine ongedierte” Leven wij dus eigenlijk te midden van de natuur? Kom nou!
‘Plukjes natuur proberen stand te houden te midden van ons mensen en zo is het in heel Nederland want zo willen de meeste Nederlanders het. En nu we steeds meer geconfronteerd worden met de gevolgen denken die zelfde Nederlanders: Ja, daar zouden ze wat aan moeten doen. Ze? Het zal mijn tijd wel duren.’