Vraagt u zich wel eens af wat dat nu weer voor een wilde plant of onkruid is, in de tuin of de berm of ergens tussen het gras in het park in Nieuwegein? Of wat dat voor een paddenstoel is? Of wat daar nu weer kruipt of vliegt, soms zelfs in huis?
De Nieuwegeinse natuurliefhebber Udo Tenge beschrijft iedere week een plantje, zwammetje of beestje dat u ergens kunt tegenkomen. Ook heeft hij een eigen website.
Deze week: ‘Klittenplanten zijn vooral bekend om hun klitten, die vol “stekeltjes’ met weerhaakjes zitten. Ze hebben ook op de klitten gespecialiseerde boorvliegjes. Dus deze keer een gele klitboorvlieg.’ aldus Udo.
Udo: ‘Boorvliegen zijn vrijwel altijd kleine, in pasteltinten gekleurde vliegjes met enkele zwart tot lichtbruin gekleurde vlekken (strepen) op hun bijna doorzichtige vleugeltjes. Ze hebben grote, ronde ogen die vaak groen of rood van kleur zijn. Om ze nog meer herkenbaar te maken: ze rennen vaak nerveus op een blad rond maar dat is niet altijd het blad van de plant met de bloemen waarin de vrouwtjes hun eieren deponeren. Zo’n eitje deponeren ze bovenop een vruchtbeginsel (zaadje). Als het uitkomt eet het piepkleine larfje het nog zachte zaadje op en ontwikkelt zich tot een nieuwe boorvlieg. Zo’n “zaadje” kan ook een walnoot zijn, dan is er sprake van een walnootboorvlieg.
In Nederland zijn 77 soorten boorvliegen.’
‘Klitten of klissen zijn welbekende planten met paarse of paarswitten bloemen en zijn “waardplanten” voor de gele (geelgekleurde) klitboorvlieg. Dat vliegje legt haar eitjes waarschijnlijk in het hart van de klisbloemen, maar is voor het drinken van nectar tevreden met elke andere bloem mits die gemakkelijk te bereiken is.’