Vraagt u zich wel eens af wat dat nu weer voor een wilde plant of onkruid is, in de tuin of de berm of ergens tussen het gras in het park in Nieuwegein? Of wat dat voor een paddenstoel is? Of wat daar nu weer kruipt of vliegt, soms zelfs in huis?
De Nieuwegeinse natuurliefhebber Udo Tenge beschrijft iedere week een plantje, zwammetje of beestje dat u ergens kunt tegenkomen. Ook heeft hij een eigen website. ‘Deze keer vertel ik iets over al eerder getoonde soort(en), maar nu met aanvullende informatie‘ aldus Udo.
Udo: ‘Bijenhotels bestaan oorspronkelijk om het broed van wilde bijen te huisvesten. Dat waren in het begin vooral behangersbijen en metselbijen; bijen die hun eitjes in de holle stengeltjes van het hotel legden, er omheen een celletje creëerden en tenslotte een afsluiting plaatsten van een stukje blad of van wat metselspecie van zand en/of klei of leem. Deze bijtjes verzamelden stuifmeel met een schuiertje, een soort borsteltje onder hun achterlijf en nectar zoals alle bijen dit doen met hun tong.’
‘Al snel kwamen ook andere bijsoorten met een schuiertje gebruik maken van het hotel, zoals klokjesbijen en de kleine tronkenbijen. Toen ontdekten andere soorten insecten de hotels. Dat waren vooral wespen, koekoeksbijen en wolzwevers/muurrouwzwevers, allemaal parasieten die het voorzien hadden op de nog in ontwikkeling zijnde larven en poppen. Er kwamen ook insecten die wel huisvesting zochten maar de bijtjes met rust lieten, zoals oorwormen.’
‘Bijenhotels worden dus insectenhotels, en wie eens wat anders wil zien dan een natuurfilm van vooral grote dieren kan met de aanschaf van een insectenhotel(letje) in de eigen tuin vooral in het voorjaar en de zomer heel wat te zien krijgen van het insectenleven. Maar je moet geen stenentuin hebben, een bloementuin is vooral een echte bijentrekker.’