De verwijdering van de Lekbrug pakt 2,4 miljoen euro duurder uit, doordat de eerste poging om de brug weg te halen mislukte. De extra kosten komen bovenop de 7 miljoen euro voor het totale verwijderingsproject. Dat laat Rijkswaterstaat weten na vragen van onze samenwerkingspartner RTV Utrecht. “Het is balen, maar hoort ook een beetje bij dit soort werk”, aldus Sascha Oskam, omgevingsmanager bij Rijkswaterstaat.
De Boogbrug tussen Vianen en Nieuwegein moest verdwijnen omdat die al jaren niet meer werd gebruikt. De snelweg A2 loopt over de naastgelegen Jan Blankenbrug. Rijkswaterstaat wilde geen geld meer uitgeven aan het onderhoud van de Lekbrug en besloot daarom dat-ie naar de sloop moest. Ook het vinden naar alternatieven en de brug te bewaren als monument haalde het niet.
Begin november vorig jaar probeerde Rijkswaterstaat de boogbrug tussen Vianen en Nieuwegein van z’n plek te krijgen. De operatie was al in volle gang, toen die werd afgeblazen vanwege een kapotte lierkabel, geraakt door een groot stuk staal dat verstopt lag in de bodem van de Lek. Uiteindelijk is de brug twee weken later alsnog weggehaald en naar de sloop gebracht.
Cruciale dag liep mis
De extra kosten zitten ‘m in het feit dat het misliep op een cruciale dag in het project. 7 november moest het gebeuren: de Lekbrug zou worden weggehaald. “Hier hadden we met z’n allen lang naartoe gewerkt”, vertelt Oskam. “Alles en iedereen kwam bij elkaar: techneuten, communicatie, procesvoorbereiders, mensen die de scheepvaart begeleiden, mensen die de Lek kennen…”
De poging moest geheel in de herhaling, waardoor de rekening opliep. Oskam somt op: “We hebben de bodem van de Lek extra onderzocht om te garanderen dat het veilig was om de operatie weer te starten. Verder moesten we de mensen en het materiaal weer op z’n plek hebben, de Lek opnieuw stremmen voor de scheepvaart, fietspaden afsluiten, het gebied veiligstellen. Dat kost allemaal geld.”
De overige 7 miljoen euro bestaat onder meer uit kosten voor materieel, denk aan het gigantische ponton waarop de Lekbrug uiteindelijk in z’n geheel is vervoerd. Ook ging geld naar onderzoek. Oskam: “We hebben flora- en faunaonderzoek gedaan om te kijken met welke planten en dieren we rekening moesten houden en archeologisch onderzoek om te zien wat in de bodem zit.”
Veel geld naar voorbereiding
“Verder moest de brug ook worden gewogen en hebben experts in de omgeving gezocht naar explosieven”, vervolgt Oskam. Relatief veel geld ging volgens haar dus naar de voorbereiding. “Je betaalt de aannemer ook om te bedenken hoe die het verwijderen van de brug gaat aanpakken en moet die werkplannen vervolgens ook toetsen.”
Miljoenen moesten bovendien worden neergelegd voor de begeleiding van de scheepvaart, die bij werkzaamheden steeds moest worden omgeleid; de beveiliging van het werkterrein; het demonteren van de brug à zo’n drie weken werk; het verwijderen van de bruggenhoofden en het afvoeren van alle materialen.
Rijkswaterstaat moet verder nog de portemonnee trekken voor het opknappen van de uiterwaarden van de Lek, die tijdens de verwijderingsoperatie als werkterrein hebben gediend. Tot slot worden kosten gemaakt voor het creëren van vleermuizenverblijven in de twee overgebleven pijlers. Deze laatste werkzaamheden zijn nog bezig.
Op de vraag of het mislukken van de eerste poging voorkomen had worden, antwoordt Oskam resoluut: “Nee. Het was gewoon domme pech. Dit hadden we niet kunnen voorzien. Het stuk staal zat in de bodem. Toevallig is daar een lierkabel aan blijven hangen en die heeft het omhooggetrokken. Op bodemonderzoek en dieptemetingen was het eerder niet te zien.”
In reactie op de gepeperde rekening zegt Oskam: “Het is altijd jammer als iets extra kost, maar een operatie moet veilig gebeuren. Als de veiligheid weg is, moet je besluiten ‘m te staken en het later opnieuw te proberen. Dat hebben we gedaan.”
Rijkswaterstaat gaat de schadepost samen met de aannemer betalen en laat weten daarvoor de nodige “reserves” te hebben.