Toen & Nu: ‘De tol bij Vreeswijk’

In onze gemeente was vóór 1700 al sprake van meerdere tollen. Twee tollen, die eigendom waren van de stad Utrecht, zijn het meest bekend: één bij Vreeswijk en één bij Jutphaas. En deze hielden de gemoederen aardig bezig …

Onze fotograaf Arend Bloemink ging afgelopen week eens op pad met een oude foto van een tol in Vreeswijk ter hoogte waar Nu de Gravin Adalaan is. Hij maakte daar op precies dezelfde plek een foto van Nu voor de rubriek Toen & Nu.

De tol ter hoogte van Nu de Gravin Adalaan

Bij begrippen als ’tol’, ’tolweg’ denkt men aan landen als Frankrijk, Oostenrijk en Italië. Maar ook in eigen land moest tol worden betaald. In de Romeinse tijd was al sprake van een tolstelsel. Het woord ’tol’ stamt af van het Latijnse woord teloneum en betekent doortochtgeld. Tollen waren meestal gelegen op strategische punten langs (water)wegen. Er werd onder meer tol geheven op vervoermiddelen en op de lading daarvan. Zelfs voor voetgangers en vee moest nu en dan tolheffing worden betaald. Het geïnde tolgeld was meestal bestemd voor het onderhoud van de betreffende weg.

Tollen in Vreeswijk en Jutphaas
Tussen 1881 en 1892 is bij Vreeswijk vanaf De Wiers tot aan de Lek een nieuw kanaaldeel gegraven, ook is toen de Koninginnensluis gebouwd. Na de voltooiing van deze werkzaamheden liep de verkeersroute van en naar het zuiden niet meer door het dorp, maar via de Handelskade. Omdat de stad Utrecht de inkomsten van de tol niet wilde missen werd hij in 1887 van de Dorpsstraat verplaatst naar de Jutphasestraatweg, ongeveer ter hoogte van de huidige Gravin Adalaan.

De tol bij Jutphaas lag aan de huidige Herenstraat nabij huisnummer 1. Deze tol moest geld opleveren voor het onderhoud van de Rijndijk (nu Utrechtsestraatweg) tussen Jutphaas en Utrecht. De tolgaarder hiervan was in dienst van de gemeente Utrecht. Naast het onderhoud van de tol, was hij ook belast met het innen van de tolgelden. Deze tol is later verpacht aan de meest biedende. Toen het autoverkeer toenam, heeft een slimme tolbaas zijn werk gecombineerd met dat van pomphouder en daar een benzinepomp neergezet.

Weerstand tegen de tollen
De inwoners van Jutphaas hadden vrijwel geen problemen met de tol, omdat ze weinig buiten het dorp kwamen. Maar rond 1900, toen kerkgangers al een aantal jaren met de tolheffingen waren geconfronteerd, ontstond er weerstand. Onder andere de hoogte van de tolheffingen veroorzaakte veel wrevel. Er werd daarom aangedrongen op afschaffing van de tol. De gemeente Utrecht hield zich echter doof en reageerde niet. In de twintiger jaren en de jaren 1930 en 1931 is veel actie gevoerd tegen de Jutphase tol, maar ook in Vreeswijk bleef het niet rustig. Mensen uit de gehele omgeving hebben aan de acties deelgenomen. Soms was er sprake van strijd en braken er vechtpartijen uit.

In een bericht in de Utrechtsche Courant van 3 januari 1931 wordt gesproken van ‘de “tolbestorming” op Zaterdag, 20 Dec. 1930’. Daarbij zou zelfs geschoten zijn door de Jutphase Rijksveldwachters. Ook heeft men de tolbomen van de Jutphase tol wel eens doorgezaagd en in de Vaartse Rijn gegooid. Een andere vorm van protest was dat veel automobilisten tegelijk de tol wilden passeren. Als dan voor de drie stuivers tolgeld door elke bestuurder met een briefje van 100 gulden werd betaald, was de tolgaarder snel door zijn wisselgeld heen. Over de onhoudbare toestanden rondom de tollen van Vreeswijk en Jutphaas stelde het Tweede-Kamerlid Van Rappard zelfs negen vragen aan de toemalige Minister van Waterstaat, Hein Vos (kabinet Beel I).

Eenmalige tolopheffing
De Jutphase tol is eenmalig voor een korte tijdsduur opgeheven. In De Telegraaf van 2 mei 1934 verscheen daarover het volgende bericht: “Het gemeentebestuur van Utrecht heeft besloten, den tol bij den ingang van de gemeente Jutphaas op te heffen… Voor den tijd van 3 ½ uur! In verband met de opening der Persilfabriek te Jutphaas op Woensdag 2 Mei a.s. zal n.l. van 9.30 tot 1 uur geen tolgeld worden geheven.” In dezelfde krant publiceerde de volksdichter Clinge Doorenbos onder de titel zelfs een gedicht van vijf coupletten over de dwaasheid van tolheffing.

Eenige uren modern
Daar is er een tol in jutfaas
Paskwillig en lastig en dwaas.
Wat men daar ook probeert,
Hóe men ook requestreert
Hij wil niet verdwijnen helaas.
Daar kwam in jutfaas op 2 Mei
Een mooi, nieuw fabrieksgebouw bij En
ter eer van dat feit Heeft m’ in Utrecht
gezeid: Vandaag is de toldoorgang vrij.
Van hallef tien tot ’s middags één
Mag ieder er tolvrij doorheen. Maar
daarná komt dan weer Het geplaag
van weleer: Weer tandengekners en geween.
Het is een verheugend bericht,
Een mooi, snel-verkeerig gezicht.
Maar heel kort is ’t plezier ’t Duurt
maar veertien kwartier
En dan gaat het kooitje weer dicht.
Dan stoppen wij weer allemaal
Voor dien dertiende eeuwachtigen paal.
Na getoeter, gefluit
Sloft de tolbaas er uit,
Een schrijnend en schreeuwend schandaal.

Uiteindelijke opheffing
De Vreeswijkse en de Jutphase tol zijn op 1 februari 1947 definitief opgeheven. Daardoor was de weg Vreeswijk – Jutphaas – Utrecht na vele eeuwen eindelijk tolvrij. Bij het buiten gebruik stellen van de tolbomen speelden de muziekverenigingen. Kunst na Arbeid uit Vreeswijk en Cornelis Galesloot uit Jutphaas ‘In naam van Oranje doe open de poort’. Pas op 1 april 1953 heeft de Nederlandse regering alle gemeentelijke tollen afgeschaft.

Wees betrokken. Reageer en geef een reactie op bovenstaand artikel!

Onze adverteerders maken pen.nl mogelijk