In opdracht van de rekenkamercommissie Nieuwegein heeft Regioplan onderzoek gedaan naar het functioneren van het beleid in Nieuwegein om voortijdig schoolverlaten (VSV) tegen te gaan. Daarbij is ook de aansluiting tussen het vsv-beleid en de zorgstructuur onderzocht. De centrale vraag in dit onderzoek is: In hoeverre zijn in Nieuwegein het beleid om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan en de uitvoering hiervan succesvol? Inmiddels is het rapport klaar. De algemene conclusie is dat tegengaan van voortijdig schoolverlaten meer zorg vraagt van de gemeenteraad van Nieuwegein.
Regioplan laat weten dat op hoofdlijnen geconcludeerd kan worden dat er in toenemende mate een integrale aanpak is voor het tegengaan van voortijdig schoolverlaten. Dit krijgt vorm in de afstemming rondom de vsv-aanpak met Werk & Inkomen Lekstroom (WIL), de onderwijsinstellingen en het sociale wijkteam (Stichting Geynwijs). Binnen het programma Kansen voor Jeugd beoogt het college om meer samenhang aan te brengen in instrumenten vanuit verschillende beleidsterreinen, waaronder voortijdig schoolverlaten en het jeugdbeleid. Beleid en uitvoering rond Leerplicht zijn volgens verschillende betrokkenen in Nieuwegein nog vaak gescheiden werelden. Het ontbreken van Leerplichtjaarverslagen is hiervoor illustratief.
De samenwerking tussen Leerplicht, RMC, het onderwijs en het zorgnetwerk rondom risicoleerlingen is in de praktijk volgens verschillende partijen redelijk op orde. De afstemming tussen Leerplicht en RMC verloopt goed en er wordt veelal nauw samengewerkt tussen Leerplicht en RMC met de scholen voor vo en het mbo. Met name de verbinding met Geynwijs, dat in Nieuwegein de toegang vormt tot de gemeentelijke (jeugd)zorg, verdient verdere aandacht. Hoewel er samenwerking is tussen Leerplicht, RMC, het onderwijs en Geynwijs, is deze samenwerking nog niet volledig uitgekristalliseerd en kunnen de betrokkenen elkaar nog niet altijd vinden.
Dat er nog verbeteringen mogelijk zijn in de vsv-aanpak, komt ook naar voren uit de cijfers over het aantal nieuwe vsv’ers in Nieuwegein. De afname die de nieuwe vsv’ers in Nieuwegein is gestagneerd. Het gaat vooral om de jongeren in het mbo. Ook een vergelijking met een aantal andere gemeenten, die qua achtergrond lijken op Nieuwegein, laat zien dat waar in andere gemeenten wel een daling is ingezet in het percentage nieuwe vsv’ers, Nieuwegein dit beeld niet vertoont. Opmerkelijk is dat, in tegenstelling tot het sociaal domein en specifiek het jeugdbeleid, voortijdig schoolverlaten geen onderwerp is dat bij de gemeenteraad in Nieuwegein op de voorgrond staat. Aan de ene kant is dat begrijpelijk, aangezien een groot deel van de verantwoordelijkheden voor de vsv-aanpak regionaal en sub-regionaal zijn belegd. Aan de andere kant laten de recente vsv-cijfers zien dat de vsv-aanpak voor de gemeente Nieuwegein wel een onderwerp is dat aandacht verdient.
Nieuwegein heeft wat betreft de vsv-aanpak een gedeelde regionale verantwoordelijkheid. Lokaal heeft Nieuwegein echter ook mogelijkheden om invloed uit te oefenen op het tegengaan van voortijdig schoolverlaten. In de eerste de uitvoering mogelijkheden om te sturen op de vsv-aanpak de samenwerking van RMC en WIL in het Jongerenloket. Ten derde zijn er mogelijkheden om via de lokale verantwoordelijkheid voor de jeugdhulp en de toegang hiertoe invloed uit te oefenen op dit dossier. Op deze onderwerpen zien wij dan ook aandachtspunten en kansen voor de Nieuwegein.
Wat betreft de afstemming tussen de vsv-aanpak en de jeugdhulp, verdient de zorg in het en het gemeentelijke zorgnetwerk in Nieuwegein verdere aandacht. Een goede afstemming tussen zorg in onderwijs en in de gemeente is een belangrijk aspect in het tegengaan van voortijdig schoolverlaten. Deze verbinding kan versterkt worden door schoolmaatschappelijk werk/de sociale professional een nadrukkelijkere rol te geven als verbindende schakel tussen het onderwijs en de jeugdzorg. Voorbeelden uit andere gemeenten, waaronder bijvoorbeeld het Jeugdteam mbo in Utrecht, laten zien dat de het dichterbij de school brengen van het gemeentelijke zorgnetwerk een goede tussen gemeente, vo-scholen en mbo-instellingen kan stimuleren. Hoewel volgens verschillende betrokkenen de zorg op de mbo-locaties in Nieuwegein beter functioneert dan voorheen, zou het meer betrekken van de gemeentelijke zorgstructuur bij het mbo ook ten goede kunnen komen aan het tegengaan van vsv; met name op het mbo is daar immers ruimte voor verbetering.
Een tweede sturingsmogelijkheid van de gemeente betreft Leerplicht. Uit dit onderzoek komt naar voren dat beleid en uitvoering van Leerplicht niet (altijd) op elkaar worden afgestemd. Als beleid, college en de gemeenteraad een duidelijke visie hebben op de doelstellingen en resultaten van Leerplicht en beter op de hoogte zijn van de uitvoering van Leerplicht, zou dat de effectiviteit van de aanpak ten goede kunnen komen. Bovendien zou dit de uitvoering handvatten kunnen bieden om in de vsv-aanpak specifiek voor Nieuwegein een verbeterslag aan te brengen. Daarbij moeten we wel opmerken dat wij geen signalen hebben gekregen van een disfunctionele uitvoering van Leerplicht in Nieuwegein. Om hier echter beter zicht op te krijgen, zou de gemeenteraad kunnen vragen naar een (minimaal jaarlijks) verslag over het functioneren van de uitvoering van Leerplicht.
Ten derde biedt het nieuwe programma Kansen voor Jeugd mogelijkheden om het vsv-beleid meer in samenhang te brengen met het jeugdbeleid en de Participatiewet. De recente vsv-cijfers voor Nieuwegein maken de urgentie hiervan ook duidelijk. De gemeenteraad zou er goed aan doen om aan het college te vragen in het programma duidelijkheid te scheppen over de mogelijkheden die de verbinding tussen de beleidsterreinen biedt om het tegengaan van voortijdig schoolverlaten in Nieuwegein een positieve impuls te geven. Daarbij zou specifieke aandacht moeten zijn voor mbo leerlingen van 18 jaar en ouder. Voor deze groep is voortijdig schoolverlaten met name problematisch.