In juni sloten de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het kabinet een akkoord over de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Door een ledenraadpleging wil de VNG van de gemeente in ons land weten of zij instemmen met het bereikte akkoord. De SP in Nieuwegein en IJsselstein heeft deze week met een brandbrief colleges en raden opgeroepen dat NIET te doen.
De WMO moet de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) en de Welzijnswet vervangen en ook delen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) overnemen. Deze nieuwe wet moet uitgevoerd worden door de gemeenten. In ruil voor hun zware verantwoordelijkheid krijgen de gemeenten extra geld uit het gemeentefonds. Ook krijgen ze veel extra bevoegdheden om dat geld zo te besteden als zij willen. Op dit moment zijn gemeenten nog niet toegerust om deze zware verantwoordelijkheid te dragen. Toch wil het kabinet doordrukken dat de invoering op 1 juni 2006 een feit is.
Vorige maand onderhandelden kabinet en VNG over de invoering van de WMO, de bevoegdheden die de gemeenten krijgen en het extra geld dat daarvoor nodig is. Over het resultaat van dat overleg wil de VNG vóór 15 juli van de gemeenten weten of zij daarmee in kunnen stemmen. Dat zal bepalend zijn voor de opstelling van de VNG tijdens verdere onderhandelingen met het kabinet.
De SP heeft de raden en colleges dringend verzocht niet in te stemmen met het akkoord en zich zeer kritsich op te stellen t.a.v. de WMO en de invoering daarvan. In de brief worden als redenen genoemd:
de WMO pas onlangs openbaar geworden is en nog niet behandeld is in de Tweede Kamer.
er wordt desondanks toch al gesproken over een akkoord, terwijl nog niet onderhandeld is over eigenbijdrageregeling, de zorgplicht, het persoonsgebondenbudget (PGB) en de gemeentelijke regievoering. Maar er zijn nog veel meer bezwaren aan te voeren:
Het belangrijkste kritiekpunt van de SP op de Wmo is dat het zwaar bevochten recht op zorg verdwijnt. Daarvoor in de plaats komt de afhankelijkheid van gemeentelijk beleid: de beleidsvrijheid van de gemeenten wordt zo groot dat recht op zorg niet meer af te dwingen is. Bovendien zal het uit de AWBZ verdwijnen van de huishoudelijke zorg en de ondersteunende en activerende begeleiding ongetwijfeld leiden tot extra opnames in verpleeg- en verzorgingshuizen en psychiatrische instellingen. En omdat de uitgaven beteugeld moeten worden, zullen de middelen voor de gemeenten achterblijven bij de toenemende vraag. De zorg en ondersteuning om het thuis te redden worden verminderd, en de gevolgen laten zich raden: verwaarlozing en vereenzaming, terugvallen op liefdadigheid, afname gelijke kansen en participatie, mantelzorg meer onder druk, rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid.