Schrijfster Heleen van den Hoven woont al ruim dertig jaar in Nieuwegein. Onlangs kwam haar derde boek Het Tango algoritme uit. Toen haar kinderen nog klein waren, schreef Heleen De Troonladder en Losse tanden, enkele kinderboeken die spelen in de wijk Zuilenstein. Deze boeken zijn via onze webshop te koop. Voor de lezers van De Digitale Stad Nieuwegein tekent ze wekelijks haar spinsels op met haar schrijverspen. Deze keer gaat de rubriek op de schop en maakt Heleen een vervolgverhaal.
Heleen: ‘Vandaag begin ik iets wat ik al een tijdlang wilde doen. Ik schrijf een vervolgverhaal op basis van een paar ideeën. Waar het naartoe gaat, weet ik niet, ik weet alleen waar het zich afspeelt en wie de hoofdpersoon is, Saar Tellingen. Elke week, dat ga ik althans proberen, volgt er een nieuwe aflevering. Gaan jullie met me mee naar Reinhuizen CS?’
Reinhuizen CS
Aflevering 1. Waarin ik naar kasteel Rijnhuizen ga en een baan krijg die geen grap is.
Tot ik de Rijnhuizerbrug over liep, maakte ik me nergens zorgen over. Maar wanneer ik rechtsaf sla naar het hoge smeedijzeren hek en het grind onder mijn schoenen hoor knarsen, kijk ik met plotselinge twijfel omlaag naar de bergschoenen en mijn spijkerbroek. Ik heb toch wel de juiste kleding aan? Ze verwachten toch geen pumps en mantelpak of zo? Nee, ik ben gek dat ik me druk maak. Wie maakt het uit wat een schoonmaakster aantrekt?
Ik voel me bekeken, en kijk op, maar de twee stenen leeuwtjes op de bakstenen pijlers van het hek staren ongeïnteresseerd vooruit. Niks aan de hand. Waar is de deurbel? Er zit een paneel met een bel. Ik druk erop. ‘Ja?’ echoot een zware stem. Even heb ik het idee dat het een van de leeuwen is. ‘Ik kom voor de sollicitatie,’ zeg ik. ‘Naam?’ ‘Saar Tellingen.’
Ik krijg geen antwoord, maar na een paar seconden begint het hek te bewegen. Een lange laan ligt voor me met prachtige hoge bomen, ik wenste dat ik mijn schetsboek had meegenomen. Achter de begroeiing blinkt het kasteel in een spiegel van water. Dan opent de laan naar een klein parkeerterrein waar een paar auto’s en motoren staan. Recht voor me liggen de twee koetshuizen, en daartussen kijk ik naar hoofdingang van het kasteel, met de trap omhoog naar de stenen brug. Een grijze man staart vanaf de brug naar het water. Zelf zou ik daar ook wel willen staan, maar ik moet in het rechter koetshuis zijn. Aan deze kant zijn alleen ramen, dus loop ik tussen de twee koetshuizen door, en zoek de ingang.
Ik wordt al verwacht. Een kleine vrouw – een erg kleine vrouw, ik denk dat ze krap anderhalve meter is – kijkt me glimlachend aan. ‘Saar Tellingen? Kom maar binnen.’
Het koetshuis blinkt van top tot teen. Alles zit haarfijn in de verf. De vloeren van grijze leisteen zien eruit of ze gisteren gelegd zijn, de bar glimt alsof hij nog nooit gebruikt is. Toch is dat niet het geval, ik begrijp dat dit koetshuis ook als kantine dient van het laboratorium verderop, en ik begin te vrezen dat mijn schoonmakerskwaliteiten niet geheel up to date zijn.
Johanna van Tuijl, het hoofd van Reinhuizen Cleaning Services, legt me kort iets uit over het instituut dat alles beheert, de Jefferson Organization for Kenetic Energie, ofwel joke. Haar oogjes glinsteren wanneer ze dit vertelt. ‘En dat is geen grap,’ zegt ze, ‘ook al wordt het laboratorium gebruikt door de stichting fop, Fundamenteel Onderzoek voor de Plasmafysica.’
Ik grinnik. Ze heeft geen enkele blik op mijn schoenen geworpen en draagt zelf Nikes, die nogal detoneren bij haar bloemetjesjurk.
‘Waarom wil je hier eigenlijk werken?’ vraag ze dan. ‘Omdat het hier zo mooi is,’ zeg ik.
Ze trekt haar wenkbrauwen op. Haar ogen zijn heldergroen. ‘Het werk is ‘s avonds, als het donker is.’ ‘Ja, ik bedoel…’ ik kijk haar aan en beken: ‘Eigenlijk ben ik schilder. Kunstenaar. Althans, dat wil ik zijn, maar ik moet ook geld verdienen. Dus zo lang het licht is, teken ik, en het liefst buiten. En dan heb ik ‘s avonds tijd om te werken.’ Ze knikt.
‘Laten we eerst zien of het werk bevalt. Daarna zie ik geen reden waarom je niet af en toe in de tuin kunt tekenen. In je vrije tijd, wel te verstaan.’
En dan sta ik in de tuin met een voorlopig contract in mijn handen. ‘Loop gerust een rondje voor je naar huis gaat, Saar,’ zegt Johanna met een glimlach. ‘Tot morgenavond.’
Ik laat het me geen twee keer zeggen. Al voor ze het koetshuis binnen is gegaan loop ik over de houten brug in de richting van het theehuis. De bomen betoveren me met hun getekende stammen, met een beetje fantasie kan ik een kobold in de holte van de tamme kastanje zien en het fladderen van elfenvleugels in de schaduwen boven het water.
Mijn handen jeuken en ik zoek in mijn zakken naar potlood. Een tekenaar heeft altijd wel een stompje bij zich. Met mijn zakmes, uit een andere zak, slijp ik de punt, en dan zoek ik een bankje op. Bij gebrek aan papier gebruik ik de achterzijde van het contract en de lange geheimhoudingsverklaring. Dachten ze nu echt dat een werkster de wetenschappelijke geheimen van een stel natuurkundigen zou kunnen verklappen? Even lijkt het of ik een gezicht achter het raam van het theehuisje zie, dan is het weg.
Is het bijzonder wat ik hier doe? Er zullen in deze tuin waar professoren en andere bollebozen rondlopen wel vaker mensen zijn die iets op een papiertje krabbelen. Toch kan ik het gevoel niet onderdrukken dat ik bespioneerd word.
Wordt vervolgd