Schrijfster Heleen van den Hoven woont al ruim dertig jaar in Nieuwegein. Onlangs kwam haar derde boek Het Tango algoritme uit. Toen haar kinderen nog klein waren, schreef Heleen De Troonladder en Losse tanden, enkele kinderboeken die spelen in de wijk Zuilenstein. Deze boeken zijn via onze webshop te koop. Voor de lezers van De Digitale Stad Nieuwegein tekent ze wekelijks haar spinsels op met haar schrijverspen. Deze keer deel negen van het vervolgverhaal over Reinhuizen CS.
In de vorige aflevering bezocht Saar de bieb, waar ze sprak met schimmige bezoekers, die uit de boeken leken te komen. Deze week: ‘Ontmoeting met schimmen van lezers.’
Al geniet ik van de avond met Adriaan van Dis, en ben ik gefascineerd door dat deel van het publiek dat in de boeken lijkt te wonen, ik was gekomen om iets meer te weten over kasteel Rijnhuizen en zijn voormalige bewoners, en vooral over Anna van Rijn.
Na het slotapplaus wend ik me snel weer tot een van de boekbewoners.
‘Gaat u straks weer hetzelfde boek in?’ vraag ik de vrouw die uit De wandelaar was geklommen.
‘Misschien,’ zegt ze. ‘Maar het kan ook wel zijn dat ik KliFi induik, dat klonk ook erg interessant.’
Het brengt me op een idee. ‘Als u in een boek bent, ontmoet u dan ook de personages?
Ze knikt enthousiast. ‘Zeker, maar het hangt wel van het boek af of je dat moet doen. Blauwbaard kan ik je afraden. En sommige heren in liefdesromans zijn wel erg overdreven aardig, die vertrouw je dan ook niet, hè, als ervaren lezer.’
‘Ik ben eigenlijk op zoek naar Anna van Rijn, van toen ze nog jong was.’
‘Anna van Rijn?’ een andere lezeres luistert mee met ons gesprek. ‘Die heb ik wel eens gezien. In de sectie met boeken over Nieuwegein.’
Ik pak mijn telefoon en zoek de tekening die ik had gemaakt van de vrouw in het theehuis.
‘Ja, daar leek ze wel op.’
‘Was er ook een man in dat boek? Haar echtgenoot?’ Ik laat een schets zien van zijn hoofd met de hoed vol pluimen.
‘Er was wel een echtgenoot,’ zegt de lezeres, ‘maar die leek absoluut niet op die jongeman. Ze trouwde vrij oud, voor die tijd dan. Misschien is dit wel een vroegere vlam van haar.’
‘Ik heb haar gezien,’ zeg ik, ‘bij het theehuisje. Maar de kleding klopt niet met haar tijd.’
De twee lezeressen vinden zoiets absoluut niet vreemd.
‘Als ik me nu ergens zou vertonen, zou ik gewoon kiezen wat het lekkerste zat,’ zegt de vrouw die een luchtige zomerjurk draagt.
‘Of wat me het meest flatteerde,’ zegt de ander, gekleed in een japon met korte pofmouwen en een hoge taillelijn die nogal historisch aandoet.
‘Hoe lang zit u al in een boek?’ vraag ik.
‘Oh, dat weet ik niet meer. Ik ben begonnen met de eerste uitgave van Oliver en daarna ben ik de tijd vergeten. Deze jurk komt geloof ik uit Josephine, een boek over een liefje van Napoleon.’
Sinds ik werk bij Reinhuizen CS wordt mijn wereld steeds vreemder, bedenk ik wanneer ik een halfuur later op mijn fiets stap. Twee keer moet ik niezen onderweg, zo stoffig is de atmosfeer. Dat is vast het Saharazand dat de weerman aankondigde. Ik vraag me af of de conferentie in het kasteel goed is verlopen. Ze zouden gaan praten over een djinn, ook een fenomeen dat rechtstreeks uit het zuiden of zuidoosten lijkt aan te komen waaien.
Wordt vervolgd