Schrijfster Heleen van den Hoven woont al ruim dertig jaar in Nieuwegein. Onlangs kwam haar derde boek Het Tango algoritme uit. Toen haar kinderen nog klein waren, schreef Heleen De Troonladder en Losse tanden, enkele kinderboeken die spelen in de wijk Zuilenstein. Deze boeken zijn via onze webshop te koop. Voor de lezers van De Digitale Stad Nieuwegein tekent ze wekelijks haar spinsels op met haar schrijverspen. Deze keer deel achtste van het vervolgverhaal over Reinhuizen CS.
Deze week: ‘Saar tekent een bruidspaar bij het theehuis, maar er blijkt helemaal geen bruidspaar te zijn geweest.’
Ik laat Martijn de tekening van het bruidspaar zien, haar lange japon en zijn hoed met pluimen. Hij zet verbaasd de gepoetste wijnglazen op de toog neer. ‘Die heb je echt gezien?’
Ik knik. ‘Meestal verzin ik dingen erbij, maar deze heb ik naar de natuur getekend.’
‘Bij het theehuisje?’
‘En in de tuin.’
‘Weet je,’ zegt hij, ‘ze heeft wel iets weg van Anna. Een van de vorige bewoonsters van het kasteel.’
‘Van voordat Stichting Fop erin kwam? Misschien kan ik haar de tekening laten zien.’
Hij kijkt me scheef aan. ‘Als je kunt tijdreizen. Ze woonde hier in de zestiende eeuw.’
Verbaasd kijk ik naar mijn eigen tekening. De japon lijkt een heel stuk moderner dan dat.
‘Waar kan ik meer vinden over die geschiedenis?
Martijn raadt me aan het bij Lena van Tuijl te proberen, die alles weet. Ook zij denkt meteen aan Anna van Rijn. Ze verwijst me echter naar de bibliotheek in het centrum voor meer informatie, omdat er die avond een conferentie in het kasteel wordt gehouden, en het terrein wordt afgesloten. Ik hoef er zelfs niet schoon te maken.
‘Vanwege de trol?’ vraag ik, aangezien de derde trol nooit is gevonden.
‘Nee, iets anders. We vermoeden een djinn.’
Enkele maanden geleden zou ze zoiets nooit gezegd hebben. Nu knik ik alsof ik weet wat een djinn is. Ik zal er vanzelf wel achter komen.
De bieb dus. Die is open tot acht uur, en dus fiets ik na zessen naar de Tweede Verdieping. De zon gaat onder in een oranje hemel, en dat is mooi te zien door het vele glas van de bibliotheek.
‘Allemaal Saharazand,’ zegt een medewerkster. Ze verwijst me voor boeken over Anna van Rijn en Jutphaas naar de collectie met boeken over Nieuwegein.
Medewerksters en vrijwilligers zijn bezig stoelen klaar te zetten voor een auteursbezoek. Het lijkt een hele happening te worden, met muzikanten en hapjes erbij. Verbaasd zie ik het aan. Een bibliotheek en gezellige drukte, dat lijkt niet zo bij elkaar te passen, maar hier werkt het blijkbaar. Ik nestel me met een boekje in een gemakkelijke stoel en begin te lezen.
Af en toe heb ik het gevoel dat er iemand meeleest over mijn schouder, maar als ik omkijk, is er niemand. Een vrouw nodigt me uit om te blijven, en als ik hoor dat Adriaan van Dis komt praten over zijn werk, doe ik dat graag.
Zo komt het dat ik een uur later op een stoeltje aan de zijkant geboeid naar een beroemde schrijver zit te luisteren. Om ons heen is de bibliotheek tot rust gekomen. Alles concentreert zich op het kleine podium, waar Gina van den Berg en Adriaan van Dis praten.
Tijdens een van de muzikale intermezzo’s van een violiste en een oed-speler zie ik ineens beweging achter de boekenschappen. Er lopen toch mensen rond. Zo laat nog? Elke keer als ik kijk, verdwijnen ze net achter de schappen met thrillers. Verbaasd kijk ik rond. Ook op de andere afdelingen is beweging te zien. Adriaan begint weer te vertellen, maar dit keer kijk ik niet naar hem. Half verborgen achter de andere mensen in het publiek houd ik de boekenplanken in de gaten. Daar! Iemand komt tevoorschijn op de afdeling romans. Niet uit een gangpad, nee, terwijl ik kijk, klimt de jonge man van een boekenplank af. En aan de andere kant van het gangpad zie ik het nog duidelijker, daar kruipt een vrouw uit een boek. De twee lopen door het gangpad en voegen zich bij anderen die doodstil dichterbij komen. Zonder geruis te maken gaan ze naast het publiek staan, lopen er tussendoor en gaan zitten op de schaarse vrije plekken. Ademloos lijken ze te luisteren naar de schrijver op het podium. Niemand van de eerdere toeschouwers lijkt het op te merken. Misschien is het mijn talent als Illustra, waardoor ik ze kan zien.
In de pauze zoek ik een van de late bezoekers op. Bij nader inzien is ze een beetje doorzichtig en de sproeten op haar wangen hebben de vorm van kleine letters, alsof ze met haar hoofd op een bladzijde in slaap is gevallen.
‘Waar komt u vandaan?’ vraag ik.
‘Parijs,’ zegt ze, ‘uit de buurt van de Saint Sulpice.’
‘Ook ik dacht dat ik u uit een boek zag komen.’
Verward kijkt ze me aan. ‘Eh, ja, dat ook. Ik was helemaal verdiept in De wandelaar, toen de schrijver zelf begon voor te lezen.’ Ze glimlacht. ‘Dat komt vaker voor, dat je zo diep in een boek duikt, dat het je je grijpt.’
‘Maar mist niemand u dan?’
‘Ze zeggen dat ik soms een beetje afwezig ben.’ Met haar ogen zoekt ze waar Adriaan van Dis staat. ‘Denk je dat hij zo nog iets voorleest? Die stem van hem, hè, en die taal. Daarvoor wil ik wel even uit een boek ontsnappen.’
Wordt vervolgd