Schrijfster Heleen van den Hoven woont al ruim dertig jaar in Nieuwegein. Onlangs kwam haar derde boek Het Tango algoritme uit. Toen haar kinderen nog klein waren, schreef Heleen De Troonladder en Losse tanden, enkele kinderboeken die spelen in de wijk Zuilenstein. Deze boeken zijn via onze webshop te koop. Voor de lezers van De Digitale Stad Nieuwegein tekent ze wekelijks haar spinsels op met haar schrijverspen. Deze keer deel zeven van het vervolgverhaal over Reinhuizen CS.
Wat er vooraf ging: Saar ziet hoe twee trollen versteend worden. Alle voorgaande aflevering over Reinhuizen CS kunt u hier lezen.
De derde trol heb ik nooit gezien. De professoren waken de hele volgende week, maar hij komt niet tevoorschijn. In Houten, Wijk bij Duurstede en Amerongen zijn wat problemen met verstopte rioleringen, waardoor ze denken dat de trol zich naar het oosten verplaatst. Ondertussen worden me veel dingen duidelijk. Het FOP, het instituut waar ik schoonmaak, is een officieel wetenschappelijk instituut voor fundamenteel onderzoek naar de plasmafysica, wat dat dan ook mag wezen, maar de stichting erachter behelst veel meer dan wetenschap alleen. Magie mag ik het niet noemen van Lena van Tuijl, paranormaal vindt professor Kers weer een vervelende term. De Jefferson Organisatie voor Kinetische Energie, kortom JOKE, heeft als doel de wereld te beschermen tegen zaken waar de wereld zelf niet in gelooft.
Het is in die zin verwant aan plasmafysica, volgens Jan de Vries, dat het gaat om dingen die de meeste mensen niet kunnen zien, behalve als ze ontploffen. Volgens Jan is Lena van Tuijl de janitor van het kasteel. Dat klinkt in elk geval beter dan heks. Feitelijk is ze het hoofd van Reinhuizen Cleaning Services.
Wanneer ik over de kiezels van de parkeerplaats loop, moet ik er steeds aan denken dat dat allemaal stukjes versteende trol zijn. De andere trol is door de kasteelheer verplaatst naar een hoekje van het park, en staat daar nu alsof hij een modern kunstwerk is, Vluchtende trol, door Jan de Vries. Vagranten zoals de trollen horen niet hier, maar als kunstwerk voldoen ze prima.
De lente is in aantocht en ik geniet overdag van de opkomende krokussen en het jonge groen. De fysici leren me kennen en zwaaien als ze langskomen, mits ze niet met hun hoofd diep in de berekeningen zitten. ’s Avonds verruil ik mijn tekenpotloden voor bezems en dweilen en maak ik de kantoren schoon. Wanneer ik dan in het Koetshuis een kop koffie drink, verschijnen er regelmatig nieuwe gezichten. Inmiddels weet ik dat ze daar aankomen uit andere oorden en soms zelfs uit andere werelden. Kasteel Rijnhuizen fungeert als een doorgangsstation voor de schrobbers en schoonmakers die Nederland beschermen tegen trollen en ander vreemd gespuis.
Eerlijk gezegd zijn de natuurkundigen van het FOP vreemder dan de types die met groot gemak praten over manifestaties van elfen en feeën of ander vagranten. Er schijnt ook een stationsmeester te zijn, maar die heb ik nog niet ontmoet.
In deze eerste lenteachtige dagen, waarop de zon voluit schijnt, denk ik nergens aan. Ik teken een bruidspaar voor het theehuis. Zij draagt een lange witte japon, een beetje victoriaans, en hij straalt in een zwierige jas en een hoed met pluimen. Ik teken hen achter de ramen van het theehuis, en even later op de brug en achter de bomen, wanneer ze samen onder een elegante parasol door de tuin lopen.
De tuinman schoffelt in een rommelige border. Ganzen gakken en eenden zitten elkaar achterna. Ik schenk nog eens een kop thee in uit mijn thermoskan en teken een roeibootje voor de aanlegsteiger bij het theehuis.
Even doe ik helemaal niets. Dan pak ik mijn spullen in en loop met mijn schetsboek onder de arm naar het koetshuis. Tijd om naar huis te gaan en naar de supermarkt.
‘Wil je nog een koffie voor je gaat?’ vraagt Martijn in het koetshuis. Hij staat achter de bar en poetst de wijnglazen op.
‘Nee, bedankt. Is het bruidspaar al vertrokken? Ik dacht dat ze misschien wel een tekening wilden.’
‘Welk bruidspaar?’
‘Van vanmiddag, bij het theehuis? Ze hadden wel prachtig weer vandaag.’
‘Vrijdag is er pas weer een trouwerij. Mensen trouwen nooit op maandag.’
Verbaasd sla ik mijn schetsboek open. ‘En zij dan?’
Wordt vervolgd.