Schrijfster Heleen van den Hoven woont al ruim dertig jaar in Nieuwegein. Onlangs kwam haar derde boek Het Tango algoritme uit. Toen haar kinderen nog klein waren, schreef Heleen De Troonladder en Losse tanden, enkele kinderboeken die spelen in de wijk Zuilenstein. Deze boeken zijn via onze webshop te koop. Voor de lezers van De Digitale Stad Nieuwegein tekent ze wekelijks haar spinsels op met haar schrijverspen.
Deze keer deel 17 van het vervolgverhaal over Reinhuizen CS: ‘Sollen met trollen’ deel 2.
Op de brug voor het kasteel steigert een enorm paard. De man op zijn rug zwaait met zijn arm. Het is Alexander de Grote en hij lijkt wel gegroeid sinds ik hem het laatst zag. Als je een schim bent met het uiterlijk van een figuur op een wanddoek is dat misschien niet zo moeilijk. Maar wat kan een schim doen tegen een trol op het liefdespad? Hij heeft al moeite genoeg met het paard dat maar blijft steigeren alsof het zijn houding alleen met veel moeite kan veranderen, sinds hij uit het wanddoek is gestapt.
Lena van Tuijl, in de gedaante van Anna van Rijn, wandelt onschuldig langs de trol. Ze rijgt een krans van madeliefjes, alsof ze hem niet ziet. Daarop bekijkt de trol zich kort in de spiegelende halve bol op het grasveld. Hij strijkt nog eens over zijn haar, en zet dan een dreunende pas in de richting van Lena. Twee passen.
Lena moet wel opkijken. Hij steekt zijn hand uit, en zij reikt de krans aan. Hij bukt zijn hoofd, maar het lukt hem niet om diep genoeg te buigen voor de madeliefjes. Hij bukt nog verder, haalt dan zo diep adem dat zijn wangen bol staan, en… krimpt tot hij nog maar half zo groot is, al is dat nog tweemaal zo groot als ik ben. Hij lijkt er zelf verbaasd over en zakt door zijn knieën. Zijn glimlach wanneer hij Lena bijna in de ogen kan kijken, levert me instant kippenvel op. Ook Lena zet een paar stappen achteruit, maar dat is niet zijn bedoeling, hij wil de krans, en meer dan dat. Dus heft ze haar armen hoog en legt de madeliefjes op het pokdalige hoofd tussen de harige oren.
‘En nu?’ fluister ik tegen professor Kers.
‘Geen idee,’ zegt Kers. ‘Een ontwaakte trol is nieuw voor ons. Normaal zouden we hem verstenen, maar ja, dat is al gebeurd.’
Ondertussen heeft Alexander het paard enigszins in bedwang gekregen. Hij laveert over de brug, het pad op en galoppeert dan met luide hoefslagen naar het grasveld toe. Met hooggeheven zwaard nadert hij de belager van zijn geliefde. Hij ziet er duidelijk een concurrent in. De trol kijkt enigszins verbaasd op. Hij ontwijkt de slag die een ander zeker een ledemaat gekost zou hebben. Dan balt hij een vuist en slaat het paard. Zijn vuist glijdt zonder tegenstand door het spookpaard heen. De volgende slag van het zwaard gaat dwars door de schouder van de trol.
‘Shit,’ zegt Jan de Vries.
Professor Kers pakt zijn toverstaf. ‘Wacht even.’
Ik zie geen flits, en hoor geen knal, alleen een zacht suizen. De trol is verbaasd wanneer het zwaard hem opnieuw treft. Dit keer is het raak, en goed ook. Er rolt een trollenoor over de grond, en de trol zwaait woest met beide vuisten. Snel maakt Lena zich uit de voeten en achter haar zie ik de echte Anna uit het theehuis komen. Die vlucht niet, ze rent naar het strijdtoneel toe, waar Alexander de Grote door de trol van zijn paard wordt gemept.
Naast me bladert Jan de Vries paniekerig door een dik boek, Vagranten, hun eigenschappen en remedies.
‘Waar kunnen trollen niet tegen?’ vraag ik hem.
‘Zonlicht,’ zegt hij zonder nadenken.
Dat wist ik ook wel, en toch loopt er nu een trol in het volle daglicht.
‘Wat zou er gebeuren als het nacht wordt?’ vraag ik half hardop.
‘Interessante gedachte,’ zegt professor Kers. ‘Dat gaan we nu zien.’
Voor ons heeft Anna van Rijn de twee strijders bereikt. Ook Lena is dichterbij gekomen en de trol raakt duidelijk in de war. Wie van de twee is nu zijn aanbedene? Door de verwarring kan Alexander weer op zijn paard klimmen.
Dit keer hoor ik Kers wel iets mompelen wanneer hij zijn toverstaf heft. Alexander, niet in de war gebracht door de twee dames, houdt zijn zwaard hoog voor de laatste slag. Dan klinkt een geluid als de plop van een champagnekurk, en wordt het eensklaps donker als de nacht. Ik hoor een strijdkreet, de klank van staal op steen, de gil van een dame en het ‘Shit’ van een niet zo damesachtige vrouw. Een hand pakt mijn arm als ik achteruit deins en bijna mijn evenwicht verlies.
Wanneer het daglicht met verblindende helderheid terugkomt, staat er voor ons een enorm rotsblok met een zwaard erin.
‘Waar heb ik dat meer gezien?’ vraagt Jan de Vries.
Wordt vervolgd