Schrijfster Heleen van den Hoven woont al ruim dertig jaar in Nieuwegein. Onlangs kwam haar derde boek Het Tango algoritme uit. Toen haar kinderen nog klein waren, schreef Heleen De Troonladder en Losse tanden, enkele kinderboeken die spelen in de wijk Zuilenstein. Deze boeken zijn via onze webshop te koop. Voor de lezers van De Digitale Stad Nieuwegein tekent ze wekelijks haar spinsels op met haar schrijverspen. Deze keer deel 14 van het vervolgverhaal over Reinhuizen CS.
Maar eerst even dit geeft Heleen aan: ‘Soms kom je als schrijver in de problemen wanneer je zonder plan begint te schrijven. Zo ook met mijn serie Reinhuizen CS. Elke week ga ik verder waar ik de vorige keer ben gebleven, en steek één of twee uur in het bedenken van het vervolg. Dan probeer ik met een vondst te eindigen die u moet uitnodigen uit te kijken naar de volgende aflevering. Dat deed ik de vorige keer ook, en nu vind ik me voor het eerst in de problemen. Ik heb geen idee wat of wie Saar heeft gezien, of waarom, en wat dat precies betekent. Gelukkig lijkt er geen direct gevaar, het blijft gewoon een raadsel.’
‘Ondertussen is er in het schrijversleven in Nieuwegein van alles aan de hand. Vorige week ontving Mariken Heitman de Libris Literatuur Prijs voor haar boek Wormmaan, en eind volgende week presenteren Judith de Laat en Anke Verbraak hun nieuwe romans in bibliotheek De tweede verdieping (zaterdag 28 mei om 14.00 uur). Ik hoop dat ik erbij kan zijn want ik ben druk met de voorbereiding van enkele muziekvoorstellingen, die allemaal tegelijk lijken te komen, nu alles weer mag.’
‘Zelf schrijf ik aan een thriller en een kort verhaal, en heb ik onlangs een fantasy-manuscript opgestuurd. Ondertussen begeleid ik cursisten van de Online Schrijfschool. Mijn schrijverspen blijft dus nog wel even bezig.’
In de vorige aflevering tekent Saar een portret van een man die blijkbaar op het wanddoek in de Alexanderzaal staat. Deze week: ‘De niet te kopiëren vreemdeling.’
Wat of wie heb ik gezien in het gezelschap van Anna van Rijn? En was het Anna van Rijn wel? Op Rijnhuizen is niets zeker en alles mogelijk.
Lena van Tuijl neemt me mee naar het kasteel waar ik urenlang naar het wanddoek staar. Daar staat Alexander de Grote, precies zoals ik hem gezien heb, al droeg hij toen geen helm met rode pluimen, en geen mantel.
De professoren om me heen debatteren over het doek. Hoe oud is het en door wie is het gemaakt? Het moet ergens aan het eind van de zeventiende of in de achttiende eeuw gemaakt zijn. Door wie, weet men niet. Zeker is dat Anna van Rijn toen al overleden was.
Er is, kortom geen verklaring. De personen die ik in het theehuis zag, waren óf schimmen, of personen die op de een of andere manier door de tijd en ruimte op kasteel Rijnhuizen tezamen waren gekomen.
‘Misschien hebben ze elkaar hier wel gevonden,’ zegt Jan de Vries.
‘Een dode weldoenster en een schildersmodel?’ vraag ik.
Lena van Tuijl veegt een stofje van de tafel. ‘Er zijn gekker dingen gebeurd.’
En daar heeft ze gelijk in. Ik zei het al: Op Rijnhuizen is niets zeker en alles mogelijk.
Ik heb lezers gezien die als schimmen uit bibliotheekboeken kropen, waarom stapt kan er dan geen figuur uit een schilderij stappen. Maar hoe hij en Anna van Rijn romantisch bij elkaar kwamen in het theehuis?
‘De kleding op jouw tekening was Victoriaans,’ zegt Lena.
Ik knik. ‘Als ik kon spoken zou ik ook aantrekken wat ik leuk vond.’
We komen er niet uit. De professoren vragen me om hen te waarschuwen als ik een van de twee weer zie, Anna of Alexander, zoals we hem nu mar noemen.
Daarna is het over aan de orde van de dag.
Ik maak de kantoren schoon, en in mijn vrije tijd teken ik de bloemen in het park, de koetshuizen en de versteende trol. Anna zie ik niet, en ook geen ander gespuis. Het is pas drie dagen later dat ik langs de trol loop en mezelf nog een keertje omdraai. Is er iets veranderd? Is dat nog dezelfde trol? Hij staat op de plek waar hij versteend is, maar het is net of hij…
Ik pak mijn schetsboek erbij. Zijn armen lijken wat minder hoog geheven, zijn borst steekt wat meer vooruit. Trollen zijn akelige wezens. Hij zal toch niet wakker worden?
Lena van Tuijl schrikt als ik het haar vraag. ‘Hij beweegt?’
‘Niet zichtbaar, maar eh… misschien wel een beetje.’
Ze vergelijkt mijn tekening met de stenen trol. ‘Verdraaid. Het is altijd een gedoe met trollen. Ik zal de professoren waarschuwen.’
Wordt vervolgd.