Het afgelopen weekend heeft Defensie het team van 32 (voormalig) militairen gepresenteerd dat meedoet aan de Invictus Games. Dit internationale sportevenement voor fysiek en/of mentaal gewonde militairen, wordt van 9 tot en met 16 mei in DenHaag gehouden. Ook de Nieuwegeiner Patrick van Meenen doet mee.
Patrick van Meenen
De 48-jarige Nieuwegeiner werd in de jaren ’90 als militair twee keer uitgezonden naar Bosnië, waar hij onder meer in Srebrenica zat. Hij liep daar meervoudige PTSS op. Patrick vertegenwoordigt Nederland mee op de onderdelen powerliften en atletiek.
Herstel
Van Meenen verliet het leger in 1997, waarna een lang traject van herstel volgde. “Maar ik worstel er nog steeds mee,” zegt hij. De veteraan heeft onder meer nog last van verhoogde spierspanning in zijn bovenlijf. Ook kan hij niet tegen harde geluiden en heeft hij vaak last van geheugenverlies.
Hij zorgt dan ook het liefst voor een omgeving waarin er geen prikkels zijn. “Zo doe ik om 09.00 uur ’s ochtends boodschappen. Ik probeer me dan af te sluiten als ik daar ben en ben gefocust op mijn boodschappenbriefje.”
Het thema bij het sportevenement is ‘Friends & Family.’ Dat herkent van Meenen zeker. “Zonder mijn vrienden en familie was ik hier nu niet meer geweest. Ik neem mijn vrouw mee naar de Invictus Games en mijn jongste zoon heeft vrijgekregen van school. Ook mijn andere zoons gaan wedstrijden bekijken. Ik vind het belangrijk dat ze dit mee kunnen maken. Want ook zij hebben een vervelende periode gehad door mijn PTSS en nu nog is het niet altijd even leuk.”
Aan de Invictus Games doen ongeveer 500 sporters uit 19 landen mee. Het gaat onder meer om atleten, handboogschutters, rolstoelbasketballers, wielrenners en zwemmers.
De games brengen behalve sporters en fans ook een lid van het Britse Koninklijk huis naar Nederland: Prins Harry. Hij is beschermheer van de Invictus Games en zelf veteraan. De Britse prins vocht zelf onder meer als Apache-vlieger in Afghanistan.
Prins Harry, vol bewondering over de sporters: “De deelnemers gaven alles om hun land te dienen, en zullen nu hetzelfde doen op de sportvelden.”