Het oog van de bezoeker van de Verlengde Dorpsstraat in Vreeswijk wordt ongetwijfeld getrokken naar het monumentale gebouw van de uit 1688 daterende Hervormde Kerk. Ten zuiden van het kerkgebouw, grenzend aan de tuin, staat echter een gebouw met een wat ongebruikelijke vorm. De lage, brede ingangsdeur, die omlijst is door een fors kozijn met éénvoudig beeldhouwwerk valt direct op. Zo ook de vorm van het gebouw; vrij laag, met een niet helemaal recht lopende gevel. Een ander opmerkelijk feit, waar te nemen vanuit de tuin van het eerder genoemde kerkgebouw, is de diepte van het pand van wel 16 meter, die in geen verhouding staat tot de andere afmetingen. De bezoeker moet concluderen dat het een heel merkwaardig pand is; althans gebouwd met een speciale bestemming. En die conclusie is juist.
Het pand aan de sluis
Het pand is gebouwd als mastenmakerij. In de geschiedenis gaan we terug tot het begin van de negentiende eeuw. Hendrik Johannes van Dijk drijft dan in Liempde een mastenmakerij en timmerbedrijf. In januari 1822 verplaatst hij zijn bedrijf naar Vreeswijk, waar het eerst wordt gehuisvest in een voormalige boerderij nabij het Frederiksoord; de boerderij van Bruynes.
Aan het werk in de mastenmakerij
Als de zaken goed gaan, wordt besloten om het bedrijf te verplaatsen naar een plaats dichterbij het water, waar immers het afzetgebied van de producten is. Het oog valt op een stuk grond, dat ten zuiden van de Hervormde Kerk als groentetuin in gebruik is bij de dijkmeester Otto de Coole. In 1826 wordt daar de mastenmakerij gebouwd. Van Dijk maakt met enkele medewerkers op ambachtelijke wijze de masten voor de Vreeswijkse zandschepen. En daarin was werk genoeg, omdat de Vreeswijkse vloot in die sector toentertijd tussen de 120 en 150 schepen telde. De bomen, waaruit de masten werden gemaakt, werden meestal per schip aangevoerd. Vanaf het water van de buitenkolk liepen spoorrails, zodat de bomen op lorries naar de mastenmakerij konden worden getransporteerd. Daar werden ze met trekmessen en holle schaven “omgetoverd” tot stevige masten voor de zandschepen en vervolgens weer per lorrie afgevoerd naar de montageplaats in het water.
De geproduceerde masten hadden een lengte, die de 14 meter niet overschreed. Het bedrijf ging over van vader op zoon, die vooralsnog alle de namen Hendrik Johannes droegen. De derde -en voorlopig laatste- eigenaar van die naam werd in 1865 geboren. Hij liet in 1929 op het tot dan één verdieping tellende pand een bovenverdieping zetten om in te wonen. Er heeft toen een forse verbouwing plaatsgevonden, want ook de raampartijen van de benedenverdieping ondergingen een verandering.
Het pand nog met een plat dak
Als in 1935/1936 zijn zoon J.M. van Dijk het bedrijf overneemt, wordt de bedrijfsvoering veranderd. Door de voortschrijdende techniek is het aantal zandschepen, dat met behulp van zeilen wordt voortbewogen uiterst klein geworden en het maken van masten voor zulke schepen wordt steeds minder lonend. Het bedrijf wordt dan officieel een aannemersbedrijf. Op 62-jarige leeftijd doet J.M. van Dijk in 1968 het bedrijf over aan zijn neef H.A. van Dijk. Thans is de onderneming opnieuw van karakter veranderd en ook niet meer gehuisvest in het oorspronkelijke pand. Het oude pand van de mastenmakerij is een voorbeeld van een bedrijfsmonument, dat herinnert aan een typisch Vreeswijks maar vooral Nederlands ambacht; het masten maken.
Het pand vandaag de dag
Begin jaren negentig is een nieuwe kap aangebracht, die in de plaats kwam van het platte dak. Tevens zijn de gevels bepleisterd. Het halfvrijstaande pand is geheel grijs gepleisterd, met imitatievoegwerk. Aan de onderzijde van de gevel is een kleine plint aangebracht. De gevel is in de straatwand geplaatst en maakt een ‘knik.’ Dat maakte het mogelijk te lange masten tijdens het bewerken naar buiten te laten steken. Het deel van het gebouw aan de linkerzijde van de ‘knik’ heeft op de begane grond links een deur, gevolgd door twee zesruits vensters. Op de eerste verdieping zijn twee vierruits schuifvensters geplaatst. In het geknikte rechterdeel bevindt zich op de begane grond een dubbele garagedeur met een getoogde bovenzijde. Op de eerste verdieping is iets links van het midden ook een vierruits schuifvenster geplaatst. De kroon- en een gootlijst zorgen voor de beëindiging van de gevel. Het pand heeft een dak met blauwe Hollandse pannen.