Ben Zwezerijnen is oud-profbokser en medeoprichter van boksschool De Voltreffer in Nieuwegein. Hij groeide uit tot een spijkerharde bokser. Zijn vriend en voorzitter van de Nederlandse Boksbond, Boris van der Vorst, schreef een boek over zijn verleden en trainingstechnieken.
Zwezerijnen loopt rustig door zijn gym, terwijl mannen en vrouwen zweten, puffen en elkaar op de handschoenen slaan tijdens een oefening. De gym is groot en ruim en met een boksring in het midden. Aan de muur hangen foto’s van grootheden uit het boksen en vechters van de boksschool.
Ben Zwezerijnen in zijn gym De Voltreffer
Boksen is de rode draad in het leven van Zwezerijnen. Hij runt zijn gym met zijn drie boksende zoons. Inmiddels is hij bijna tachtig, maar hij weet nog van geen opgeven. “Roem kent geen genade”, was het credo van de veteraan. Daarom bleef hij liever in de schaduw. Tot nu.
Zwezerijnen was een uitstekende bokser met een geweldige rechtse. “Ik was altijd fit en klaar om te vechten”, zegt hij stellig. Hoe langer hij vocht, des te meer ontwikkelde hij een tactiek waarbij hij achteruit liep en vooral zijn rechterstoot gebruikte om zijn tegenstanders naar de grond te slaan.
Harde opvoeding
Zijn vader, die dertien jaar van zijn leven met tbs achter de tralies doorbracht, drilde Zwezerijnen. Hij deed het maximale om zijn zoon op sportief gebied te stimuleren. “Ik kon weinig goed doen bij hem, of ik nou won of verloor. En als ik verloor, gingen we uit elkaar”, zegt hij. “Dus kwam het wel eens voor dat mijn vader na een verliespartij gewoon wegreed en mij liet lopen.”
benschudtdehandvanmo
Ben liet zijn kinderen thuis voor visite met elkaar boksen: ‘Net zolang tot ze gingen janken, en dat deden ze allemaal.’
Negen jaar na de oprichting van De Voltreffer, in 1970, werd Zwezerijnen prof. Hij zou zestien partijen winnen met tien knock-outs en vier verliespartijen. Hij ging nooit echt knock-out. In 1974 bekroonde hij zijn harde werken met het Nederlandse kampioenschap in het zwaarweltergewicht, die hij in 1975 in zijn laatste partij succesvol verdedigde. “Toen besefte ik dat ik goed kon vechten”, zegt Ben. Een vechter die zichzelf tot aan zijn laatste gevecht onderschatte.
“Ben stond lang in de top-10 van Europa en in 1975 zelfs even – als enige Nederlander – in de top-10 van de wereld”, vertelt Van der Vorst trots. Hij vocht in Nederland, Frankrijk en Indonesië. De jaren 60 en 70 waren de hoogtijdagen van de sportschool, met veel vechters die streden voor het landskampioenschap.
Erkenning
Heeft u te weinig erkenning gekregen? “Vroeger al was ik mij ervan bewust dat ze mij in de maling namen”, zegt hij resoluut. “Dan kreeg ik een klein stukje in de Gong (een boksblad red.) en een opkomende bokser een heel groot verhaal.” Door een dikke laag van gehardheid en koelte, is te zien dat Zwezerijnen het wat doet.
Veel geld leverden zijn gevechten niet op. Hij vocht voor de eer van Jutphaas, zijn sportschool en die van zichzelf. “Had ik maar eens in de boekhouding van promotors gekeken”, zegt hij koeltjes. Wel hield hij een misvormde hand aan zijn carrière over; zijn ring- en middelvinger kan hij niet meer strekken, wat handen geven lastig maakt. Hij doet er laconiek over. “Je maakt jezelf harder en zo wordt je ook geboren. Wat is hard, wat is pijn?”, zeg hij.
Bokstempel van Midden-Nederland
“We zijn hier in de bokstempel van Midden-Nederland”, zegt Van der Horst, terwijl hij door de gang van de sportschool loopt. “Vroeger was dit de huiskamer van boksend Nederland, met horecapersoneel, pooiers en penoza die hier rondliepen”, zegt hij. Het is de plek waar hij al zestig jaar rondloopt als wedstrijdbokser, trainer en boksliefhebber.
De materialen van de sportschool zijn tegenwoordig van hogere kwaliteit. Toch verlangt Zwezerijnen terug naar die oude tijd, toen hij zes of zeven vechters had lopen die om het landskampioenschap vochten. En bij wie zie je de potentie van een groot kampioen? “Als ik hier rondloop, draai ik mijzelf meteen weer om. De meesten mensen willen hier gewoon boksen als recreant”, zegt hij weemoedig. “Sammy (Wagensveld red.) is een goede jongen”, verbetert Van der Vorst hem. Dat is een jongen van de club en doet mee met de nationale top.” Toch weet Van der Horst ook dat het potentieel in Jutphaas tegenwoordig dun is in vergelijking met de hoogtijdagen van de sportschool.
Ben schudt de hand van Mohammed Ali na zijn gevecht in Indonesië
Mentaliteit
Volgens de voormalig kampioen is het verschil tussen boksers van vroeger en nu erg groot: “De mentaliteit van boksers is veel beroerder geworden.” Zoon Peter zit rustig aan de bar. Zelf 8-voudig Nederlandskampioen en een van de beste Nederlandse vechters van zijn generatie. “Tegenwoordig zijn 98 van de honderd mensen die komen trainen recreanten. Vroeger waren het meer straatschoffies die er tijdens trainingen opklapten”, zegt hij met dezelfde weemoed als zijn vader.
Dertig jaar lang stond de bokser aan de deur van de Utrechtse studentendiscotheek De Woolemolloo en seksclub La Cloche. Was dat de reden dat al die foute types in de begintijd van de sportschool langskwamen? “Nee, eind jaren 60 en 70 was De Voltreffer de eerste sportschool waar je overdag kon trainen. Mensen die overdag minder te doen hadden, zoals Penoza, de spelers van FC Utrecht en horecapersoneel, konden hier toen terecht”, zegt Van der Horst.
Die tijd krijgt Zwezerijnen helaas niet meer terug, maar hij blijft hopen op de dag dat een wereldtopper zijn sportschool vertegenwoordigt op het hoogste podium.
Afgelopen vrijdag ontving hij de Anna van Rijnpenning uit handen van burgemeester Frans Backhuijs, en vanavond wordt zijn boek ‘Liever dood dan verliezen’ gepresenteerd in De Voltreffer. De lijfspreuk die hij van zijn vader meekreeg en in ere hield.
Met dank aan onze samenwerkingspartner RTV Utrecht / Michiel van Ooijen