In het eerste halfjaar van 2017 hebben ruim 311 duizend jongeren onder de 23 jaar jeugdhulp gekregen. Vooral in Nieuwegein en IJsselstein doen jongeren vaker dan eens een beroep op hulp. Dat blijkt uit cijfers van het CBS, die vandaag zijn gepresenteerd.
Het cijfer ligt iets lager dan in dezelfde periode van vorig jaar, toen waren dat 314 duizend jongeren. Het gaat om alle hulp die kinderen of hun ouders nodig kunnen hebben. Tanja Traag, onderzoeker en socioloog bij het CBS, noemt als voorbeelden opvoedingsproblemen van ouders (denk aan een kind dat wil niet doorslapen) en kinderen met gedragsproblemen, een verstandelijke beperking, een fysieke handicap of dyslexie.
De cijfers zijn gebundeld omdat al deze zorg valt onder de jeugdwet, vertelt Traag. “Het geeft een beeld voor de gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor deze zorg. Het brengt gegevens bij elkaar zodat gemeenten weten hoe de jeugd functioneert. Ze kunnen een vergelijking maken met het landelijke gemiddelde, om te zien of er veel kinderen zijn die jeugdhulp nodig hebben. Of hoe vaak meerdere malen gebruik is gemaakt van jeugdhulp.”
TRAJECT
Zo’n 150 duizend jongeren zaten in een hulptraject, een periode waarin een bepaalde vorm van hulp of zorg wordt verleend. Van de jongeren die aan zo’n traject begonnen, had 29 procent de afgelopen vijf jaar al eerder hulp ontvangen. Vooral in Nieuwegein in IJsselstein is het aantal jongeren dat terugkeert hoog: meer dan 35 procent. In de stad Utrecht ligt het percentage onder de 25 procent.
Traag legt uit: “Het gaat hier om kinderen die over een periode van vijf jaar meer dan eens aan een hulptraject zijn begonnen en die ook weer hebben afgesloten. Dat kunnen hele verschillende dingen zijn, bijvoorbeeld in eerste instantie opvoedingsproblematiek en jaren later dyslexie.”
Het gaat in dit onderzoek alleen om jeugdhulp in natura. Hulp via een persoonsgebonden budget is in deze cijfers niet meegenomen.