Het gerechtshof in Amsterdam heeft vandaag in hoger beroep celstraffen van 43 maanden tot 9,5 jaar opgelegd aan vier mannen die betrokken waren bij de grote diamantroof op Schiphol. Twee verdachten werden vrijgesproken van betrokkenheid. Deze diamantroof gebeurde op 25 februari 2005. 15 dagen daarvoor deden zij al een poging.
Foto: KMar
Drie verdachten, een 47-jarige voormalige KLM-medewerker uit Amsterdam, een man (57) uit Nieuwegein en een 47-jarige man uit Almere kregen een celstraf van 9,5 jaar cel. Een vierde man van 57 kreeg 43 maanden gevangenisstraf. Het vermeende brein achter de diamantroof, August ‘de Lange’ Wijnand B., is nooit berecht. Hij overleed in 2018.
De straffen zijn hoger dan de eisen van het OM in de beroepszaak en ook hoger dan de uitspraak van de rechtbank in 2019. De rechtbank in Haarlem had destijds celstraffen oplopend tot zeven jaar opgelegd. De advocaat-generaal noemde het tijdens de zaak in hoger beroep “onverteerbaar” dat de verdachten de buit wellicht ergens hebben begraven, om er na het uitzitten van een straf “alsnog van te genieten op een tropisch eiland.”
Het gerechtshof sprak twee andere mannen, onder wie een tweede KLM-medewerker, vrij van betrokkenheid bij de roof en de poging daartoe. De rechtbank deed dit eerder ook al.
Nog nooit eerder zoveel geroofd in Nederland
Bij de roof in 2005 werd voor ruim 73 miljoen euro aan edelstenen buitgemaakt. Een deel van de buit is nooit teruggevonden. Het is de grootste roofoverval uit de Nederlandse geschiedenis.
Een aantal verdachten kwam na de diefstal al in beeld, maar zij werden wegens gebrek aan bewijs vrijgelaten. Afgeluisterde gesprekken en undercoveroperaties leidden in 2017 tot een doorbraak in de zaak en de verdachten werden toen opnieuw aangehouden.
Achtergrond informatie: Undercover-operatie
Naar de overval op 25 februari 2005 is in 2005 een onderzoek gestart. Tijdens dit onderzoek is het vermoeden ontstaan dat er op 10 februari 2005 een poging en/of voorbereiding van een dergelijke overval had plaatsgevonden. In die periode zijn B., H.V. en P. als verdachten in beeld gekomen. Dit onderzoek heeft destijds echter niet geleid tot dagvaarding van deze verdachten en het onderzoek is gestaakt.
Op 17 juni 2013 zat P. in een auto en werd hij in verband met onderzoek naar zijn betrokkenheid bij andere strafbare feiten afgeluisterd. Tijdens dit gesprek vertelt P. over zijn betrokkenheid en die van anderen bij de gewapende overval en de poging daartoe in 2005 op de luchthaven Schiphol. Naar aanleiding van deze informatie is in 2013 opnieuw een onderzoek gestart naar die gebeurtenissen.
Tijdens dit onderzoek kwamen B., H.V. en P. weer in beeld, evenals enkele andere personen, onder wie N. In de periode van 6 november 2014 tot en met 20 januari 2017 hebben opsporingsambtenaren zich, met tussenpozen, als undercover-agenten tegenover N. voorgedaan als gewone burgers, waarbij de één zich voordeed als een investeerder en de ander als zijn chauffeur/begeleider. Zij hebben N. – eerst via zijn (toenmalige) Colombiaanse vriendin – benaderd en zij zijn uiteindelijk als vrienden deel gaan uitmaken van zijn leven. N. heeft tegenover de undercover-agenten verteld over zijn betrokkenheid als KLM-medewerker bij de diamantroof op Schiphol in 2005. Daarbij heeft hij enkele andere personen als mededaders aangewezen.
De rechtbank stelt vast dat de undercover-operatie volgens de wet is uitgevoerd en dat de uitlatingen van N. gedurende dat traject betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Dat laatste geldt ook voor hetgeen P. in het afgeluisterde gesprek op 17 juni 2013 heeft gezegd.
Foto: KMar