Ik snap dat u niet meteen de overeenkomst ziet tussen het functioneren van een ziekenhuis in de jaren tachtig van de vorige eeuw en een nagelstudio in Nieuwegein. Ik was er zelf ook niet opgekomen. Maar soms dringt het zich op. Goed.
Bij een goed uitgekiende val met een hoestdrank in de hand brak ik mijn elleboog, de fles was nog heel. Ziekenhuis, en na twee dagen gipscontrole, om 08.00 uur stipt op de poli chirurgie.
In die tijd werden alle patiënten om 08.00 uur besteld. Wel zo handig voor de dokter, greep hij nooit mis. Het was knetterdruk in de immense wachtzaal, hele volksstammen hadden zich voorbereid op een lange dag. Thermosflessen koffie mee en voor de tussen de middag boterhammen.
Als dokter kende ik de truc van ‘allemaal tegelijk laten opdraven.’ Dus kwam ik op mijn dooie akkertje om 09.00 uur aanzetten. Ik meldde me keurig bij een stuurs kijkende Groningse. Om duistere redenen hing er een mondkapje onder haar mollige kin. Ze torende hoog boven me uit, keek me minachtend aan, loerde indringend naar mijn ingegipste arm en sprak toen de historische woorden: ‘u mag blij zijn als u nog geholpen wordt, de dokter staat namelijk steriel.’ De dokter had ook een mondkapje onder de kin en praten deed hij niet. Wel wijzen. Waar ik moest zitten, waar mijn arm moest en naar de deur toen hij klaar was. Dus.
Ik deed de deur open van de nagelstudio. Het was er knetterdruk. ‘Afsplaak?’, vroeg het middelste mondkapje. Ze wees, ik mocht gaan zitten.
Verveeld keek ik naar een doorlopende bloedeloze uitzending van MTV: drie Amerikaanse wichten die getooid met een krokodillen-pet een dierentuin bezochten en voortdurend angstig liepen te gillen. Gevolgd door een aflevering van tienermoeders die niet voor hun kind kunnen zorgen en dat toch proberen onder leiding van een soort akela. En dat je dan allang aan voelt komen, dat het niets gaat worden, maar dat zo’n uitzending zich daar niets van aantrekt.
Toen kwam de boze klant. Ze mocht haar kapotte nagel laten zien aan het hoofd van de mondkapjes. Die ging daar niets aan doen. ‘Dlie uur aan werk, niks kapot.’ Met driftige bewegingen liep ze naar de kassa, greep een twintig euro biljet, en wees naar de deur.
Dat de klant even later woedend binnenstoof, omdat ze het als vaste klant niet pikte, vermocht geen enkele reactie teweeg brengen. Naderhand was het dolle pret achter de mondkapjes.
Na ruim een uur mocht ik mijn hand op een rolletje leggen met daarop een smoezelige handdoek. ‘Han opleggen.’ Na twintig minuten gevolgd door een vaag gebaar en de instructie ‘wassen handen.’
Natuurlijk is het niet fijn om gereduceerd te worden tot tien nagels. Maar ze worden er wel heel mooi van.