De historisch lage opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen van maart dit jaar (51 procent) valt niet heel eenduidig te verklaren. Het opkomstpercentage bij de gemeenteraadsverkiezingen in Nieuwegein was 42,5 procent, lager dan ooit en opnieuw het laagste van de provincie Utrecht.
Politieke onvrede
Een laag opkomstpercentage, daar kijken ze in Nieuwegein dus niet van op. Het is al 16 jaar geleden dat meer dan de helft van de inwoners die mocht stemmen dat ook daadwerkelijk deed. Daarna ging het met de opkomst verder bergafwaarts. “Het is een duidelijk signaal van de bredere onvrede bij veel mensen over de politiek en het functioneren van de overheid”, aldus burgemeester Backhuijs kort na de verkiezingen begin dit jaar tegenover onze redactie.
Coronabesmettingen hebben de opkomst mogelijk “wat gedempt” en door de oorlog in Oekraïne hadden de media minder aandacht voor de verkiezingen, stellen onderzoekers die de lage opkomst in opdracht van het kabinet hebben geanalyseerd. Wat ze vooral zien, zijn structurele factoren: mensen die niet gaan stemmen omdat ze vaak weinig vertrouwen in de lokale politiek hebben en zich er nauwelijks voor interesseren.
Onderzoekers van diverse universiteiten, waaronder die van Utrecht en Amsterdam, leverden een bijdrage aan het onderzoek. Ze gingen specifiek op zoek naar mensen die niet hadden gestemd en ondervroegen die over hun beweegredenen. Die zijn zeer divers, zoals ook al bekend was uit eerdere onderzoeken. Naast een al jaren dalend gebrek aan belangstelling voor de lokale politiek hoorden de onderzoekers dat veel mensen het “ontzettend moeilijk vinden om een keuze te maken tussen partijen”. Niet-stemmers voelden zich niet goed geïnformeerd over de verkiezingen.
De onderzoekers merken op dat de media in aanloop naar de verkiezingen veel aandacht hadden voor de Russische inval in Oekraïne, die begon op 24 februari. Daardoor raakten de verkiezingen wat ondergesneeuwd als onderwerp.
Vrouwen, jongeren, mensen met een praktische opleiding en mensen met een migratieachtergrond lieten de gemeenteraadsverkiezingen relatief vaak aan zich voorbijgaan, schrijven de onderzoekers. Dat de opkomst maar net boven de 50 procent lag, vinden ze zorgwekkend. “Een opkomst van minder dan de helft van de kiesgerechtigde inwoners wordt vaak als kritische ondergrens gezien voor de legitimiteit van het gemeentebestuur”, merken ze op. Vier jaar eerder lag de opkomst met 55 procent ook bepaald niet hoog.
Reden tot zorg
Minister van Binnenlandse Zaken Hanke Bruins Slot concludeert in een begeleidende brief aan de Tweede Kamer dat het onderzoek aantoont dat een lage opkomst bij lokale verkiezingen “een structureel probleem is”. Ook zij vindt dat “een reden tot zorg”.
De onderzoekers raden politici aan vooral te streven naar een “betere relatie tussen kiesgerechtigden en de politiek”. Dat is beter dan puur streven naar een hoger opkomstpercentage, vinden ze. Bruins Slot is dat met ze eens. In aanloop naar de verkiezingen voor Provinciale Staten en de waterschappen, op 15 maart volgend jaar, wil de minister burgers in een campagne ook nog eens wijzen op “het belang van deze vertegenwoordigende organen”.