Sinds april 2012 trekken kuddes schapen door Nieuwegein met schaapsherder John Sterrenburg. Samen met zijn honden laat hij de Veluwse Heideschapen grazen op steeds meer plekken in de stad. Maar wat zijn het voor schapen en waarom vindt de gemeente Nieuwegein het zo belangrijk om dit te doen. Tijd voor wat achtergrond informatie zo in de vakantie en hier een een video.
De gemeente eerder tegenover onze redactie: ‘De gemeente eerder tegen onze redactie: ‘Het beheren van grote grasgebieden door een schaapskudde heeft vele voordelen. Zo hoeft het maaisel niet te worden afgevoerd door machines en zorgt het voor een toename van de planten- en insectensoorten. Bovendien heeft de schaapskudde een educatieve functie. De schapen ‘maaien’ het gras en zorgen zo voor een verrijking van de natuur in de stad en voor extra natuurbeleving door de inwoners.’ De kudde schapen graast onder meer in Galecop, Batau, Blokhoeve, Vreeswijk, Fort Jutphaas, Lekboulevard, Het Klooster… ach, eigenlijk bijna overal in Nieuwegein.’
Het Veluws Heideschaap
Het Veluws Heideschaap is een groot, lang en hoogbenig schaap. De ooi werpt gemiddeld 1 lam per jaar. De kleur is cremeachtig wit. De kop is gebogen en tot achter de oren onbewold. Het ras is heeft geen horens. Kenmerkend is de zijdeglanzend behaarde ramsneus. De vacht is wit, langharig, afhangend en draderig, zonder krulletjes en vrij grof. Op kop en poten komen soms voskleurige vlekjes voor. De staart is lang en bewold.
Herder John Sterrenburg: ‘Het Veluws Heideschaap behoort samen met het Kempisch en Drents Heideschaap en de Schoonebeeker tot de groep van Heideschapen en is het meest verwant aan het Kempisch schaap. In de 19e eeuw trokken grote kudden heideschapen door uitgestrekte ruige terreinen met als doel: mestproductie. De schapen vraten overdag van de vegetatie en deponeerden ’s nachts hun mest in de stal, vanwaar ze gemengd met heideplaggen over de schrale akkers werd verspreid. Met de komst van kunstmest werden heide-schapen overbodig en zijn ze geleidelijk aan met uitsterven bedreigd.’
Oorsprong Veluws Heideschaap
De oorsprong van het Veluws Heideschaap ligt op de Veluwe (tussen Apeldoorn en Harderwijk en rond Ede en Barneveld) en in Utrecht, Noord-Brabant en Overijssel waar het werd gehouden in kudden van 70 – 100 ooien. De lammeren werden op rijkere gronden afgemest en voor de slacht verkocht naar Londen en Parijs. In 1910 waren er nog 10.000 ooien, in 1960 was het ras vrijwel uitgestorven. Aandacht voor het behoud van biodiversiteit betekende ook voor dit ras weer een opbloei. In 1976 zijn er grote kudden in Ede, op de Haarlerberg (Nijverdal) en in Rheden. Zij dienen voor begrazing van natuurterreinen om ongewenste opslag te voorkomen.
In 1989 zijn er 1400 ooien, waarvan 1000 van het zuivere type zijn, verspreid over 9 kuddes in Gelderland, Overijssel en Utrecht. Ze zijn in bezit van organisaties voor natuurbeheer (onder andere provinciale landschappen) en gemeenten.
In 2007 zijn er 1400 zuivere ooien en 70 rammen, verspreid over 9 kuddes in Gelderland, Overijssel en Utrecht, in bezit van organisaties voor natuurbeheer (oa. provinciale landschappen). Zeven kuddes participeren in de rammenpool, met 25 rammen. Door roulatie van de rammen over verschillende kudden per jaar beperkt men inteelt. De Stichting Zeldzame Huisdierrassen heeft een belangrijke impuls gevormd tot de opzet van deze pool.