Een enorme tent, intrigerende witte zakken en archeologen in plastic schorten: een onalledaags schouwspel langs de A27 in Nieuwegein. Het draait hier om een bigbag-opgraving van een bijzondere archeologische vindplaats uit de steentijd.
Vlak achter een kolossaal vogelhuis, dat langs de snelweg dienst doet als reclamezuil voor bedrijvenpark Het Klooster in Nieuwegein, ligt een veld vol witte bigbags gevuld met klei. De gemeente Nieuwegein geeft hier bij elkaar 75 hectare aan kavels uit. Verderop zijn al vele bedrijven gevestigd, maar rond de plek met bigbags zijn graafmachines aan het werk en rijden kiepwagens op rupsbanden in hoog tempo af en aan. Het is een goed georganiseerde chaos waar archeologen van RAAP en BAAC aan een bijzondere opgraving werken. De organisatie bij RAAP is in handen van de projectleiders Joël Sprangers en Helle Molthof.
Onderzoek Nieuwegein
Voor de aanleg van bedrijvenpark Het Klooster in Nieuwegein is in de voorgaande jaren allerlei archeologisch onderzoek gedaan. Er is vooral veel booronderzoek uitgevoerd om te zien waar archeologisch interessante gebieden liggen. Afgelopen zomer vonden archeologen in de boringen aanwijzingen voor een mogelijke steentijdvindplaats. De gemeente besloot daarop proefsleuvenonderzoek te laten doen, gevolgd door een opgraving. Inmiddels is de grond verkocht en (eind januari 2017) het archeologisch veldwerk bijna afgerond.
In de middelste van de rij bouwketen op het terrein laat projectleider Joël Sprangers op kaarten zien wat er gedaan is. ”Vanaf oktober hebben we proefsleuven gegraven en dat overtrof alle verwachtingen. Er ligt hier een vindplaats die een vrijwel onverstoord beeld geeft van bewoning in de Swifterbantperiode, rond 4000 voor Christus. Vindplaatsen van de zogenoemde Swifterbantcultuur zijn zeldzaam. Onze vindplaats is circa 6500 vierkante meter groot en wordt nu opgegraven.” Hij wijst op kleine vierkante blokjes, die regelmatig verspreid op de kaarten staan en aangeven waar welk soort vondsten zijn aangetroffen. “In het meest donkerblauwe vakje op de kaart hebben we bijna 800 stukjes vuursteen gevonden. Dat is echt heel veel.” De blokjes op de kaarten komen overeen met opgegraven vakken van 1 bij 1 meter. De grond daarvan is in bigbags geschept om op de zeef onderzocht te worden.
Waterballet
Op het terrein staan zo’n 1500 bigbags vol grond te wachten op onderzoek. Dat gebeurt in een enorme tent van 20 bij 30 meter. Binnen waan je je in een andere wereld. De hele dag hoor je hier water stromen. Vanwege de vrieskou spuwt een groot warmtekanon dag en nacht warme lucht naar binnen, zodat de leidingen van de zeven niet bevriezen. Middenin de tent ligt een waterbassin omgeven door 18 zeefinstallaties die bediend worden door archeologen. Zij scheppen de bigbags leeg op de zeefmachine, spoelen de klei weg en bekijken het residu op vondsten. Wat eruit gevist wordt, past allemaal in een klein bakje bovenop de zeefmachine. Alle archeologen hebben een plastic schort voorgebonden dat hun hele lichaam bedekt, modderspatten zitten op hun gezicht en vliegen in het rond. De opgeschepte, half bevroren kleiklompen zijn voor hen net bonbons: hard van buiten maar zacht van binnen.
Het hoogtepunt qua vondsten komt echter niet uit de zeef, maar uit de opgravingsput. Eerst een skelet van een man met daarnaast de botten van de benen van een tiener, daarna volgde een derde skelet. De skeletten zijn met klei en al in een blok gelicht en overgebracht naar het kantoor van RAAP in Leiden, waar een fysisch antropoloog ze blootlegt. Een lastig karwei, want de botten zijn broos en gemakkelijk weg te smeren met de klei. Het is sowieso uniek dat ze nog zo goed bewaard gebleven zijn. Dat komt door de vochtige grond.
Verder zijn werktuigen van bewerkt vuursteen opgegraven, beitels van dierlijk bot, een stuk maalsteen en versierd aardewerk, waaronder vrij complete potten met aankoeksel van etensresten. Archeoloog Helle Molthof, die de veldleiding op de opgraving heeft, laat ook een hanger van gitsteen zien, een groot zwart sieraad met een gaatje erin. “Hij is doorboord met vuursteen en duidelijk gedragen, want het gaatje is uitgesleten aan de bovenkant. En het is een importproduct, want die steensoort komt in Nederland niet voor.”
Vroegste boeren
Met al deze vondsten is Nieuwegein-Het Klooster een van de grootste en meest vondstrijke vindplaatsen van de Swifterbantcultuur. De mensen van deze cultuur leefden zo’n 6000 jaar geleden, in de overgangsperiode van jager-verzamelaars naar boerengemeenschappen. Projectleider Joël Sprangers licht het toe: “In Nieuwegein is meer gevonden dan op verschillende locaties in de regio Swifterbant in Flevoland, waar deze cultuur naar is vernoemd. Ook in het westelijk rivierengebied rond Rotterdam en in Noord-Nederland komt de Swifterbantcultuur voor, maar tot hoe ver landinwaarts, dat wisten we nog niet. In Nieuwegein krijgen we de kans om meer te weten te komen over een van de vroegste landbouwculturen in Nederland.”
Met dank aan bureau RAAP, het onderzoeks- en adviesbureau voor archeologie, erfgoed en cultuurhistorie in Nederland. Ons dossier over dit onderwerp vindt u hier. Het hele magazine kunt u hier lezen.
indrukwekkende film, prachtig in beeld gebracht