In de hal van het Oosterlichtcollege in Nieuwegein ligt een beer te slapen. Ingeklemd tussen de vloer en het plafond past hij met zijn enorme lijf maar net in de ruimte. De beer is opgebouwd uit houten spanten, plaatstaal en bekleed met schapenwol, en heeft door zijn vertederende uiterlijk een hoge ‘aaibaarheidsfactor’. Het beeld neemt veel ruimte in beslag, maar vormt ook een ruimte op zich. Leerlingen maar ook medewerkers kunnen deze ruimte binnen in de beer bezoeken, maar dat moeten ze dan wel eerst ‘verdienen’. Dat kan door een positieve en constructieve bijdrage aan de school te leveren via de ideeënbus, of door iets bijzonders voor iemand anders te doen.
Een speciale commissie bepaalt vervolgens wie in aanmerking komt voor een bezoek. Met zijn ontwerp wilde Michel Huisman (1957) de nadruk leggen op het gevoelsleven van de kinderen, die volgens hem tijdens de schooluren vooral op hun verstandelijke vermogens worden aangesproken en niet zozeer op hun gevoelens. Het werk genereert ook een sociale functie omdat het functioneert als ontmoetings- annex verblijfplek.