Tijdens zijn omzwervingen door en om Nieuwegein heeft de Nieuwegeiner Arend Bloemink (1946) vrijwel altijd zijn camera bij zich. Zijn camera is als het ware een verlengstuk van zijn ogen.
Een veelgebruikt verlengstuk. Hij fotografeert dat wat hem opvalt. Soms is dat iets bijzonders. Soms is dat iets alledaags. Soms fotografeert hij een evenement in Nieuwegein (wielerrondes, openingen, activiteiten van B&W, jeugdvoetbal, een trouwpartij, …). Soms valt zijn (camera)oog op een heel gewoon, maar prachtig stukje natuur. Soms ook fotografeert hij al wandelend in de wilde weg en ziet hij thuis wel wát er op zijn geheugenkaartje is vastgelegd.
Arend Bloemink: ‘Onlangs meldde hoofdredacteur Martin me dat hij met grote regelmaat foto’s binnenkrijgt van de ooievaars (pa, ma en de drie kinderen) die nestelen aan de rand van de Galecop. Mij lijkt dat logisch. Immers, wáár kun je zo dichtbij ooievaarskuikens zien opgroeien? Zien hoe zij worden grootgebracht en gevoerd. Daarbij is het zien èn gezien worden, ook de jonge ooievaars zijn op hun beurt weer nieuwsgierig naar de wereld en de mensen om hen heen.’
‘Ook ík heb dat vaak: niet kijken naar waar iedereen naar kijkt, maar eens kijken naar de kijkers… in dit geval kijken naar een groep jonge paardrijders onder begeleiding, die rustig de tijd neemt om te kijken en bekeken te worden.’ (Klik op het fotocameraatje voor de foto van de week)