Eenrichtingsverkeer

Het parkeren in de parkeergarage onder het winkelcentrum van ons stadscentrum is kosteloos en deze garage is dus een gewilde locatie om de auto neer te zetten. Door de week valt er nog wel een plekje te vinden, maar woensdagmiddag, vrijdagavond en zaterdag is het een heksenketel.

De straatjes zijn eenrichtingverkeer, zodat je al slingerend je weg door de garage moet vinden. Meestal houden mensen zich daar wel aan, wat wel zo handig is, want het is er best krap. Hoe drukker het echter is, hoe vaker je mensen wanhopig ziet rondrijden. Totdat ze zo de pest inkrijgen dat ze alle fatsoen overboord smijten en ongeacht de richting van het verkeer ieder straatje in racen waar mogelijk een plekje vrijkomt. Uiteraard schroomt men dan niet om vlug-vlug een plekje in te duiken, waar iemand van de ‘goede’ kant komend zou willen parkeren. Dit leidt, zoals te verwachten, tot beeldende taferelen waarbij vuisten en middelvingers worden geheven, ja zelfs tot verbaal geweld.

Ik vrees dat ik me ook wel eens tot een dergelijk exces heb laten verleiden. Niet het afpikken van een plekje van een ander, maar wel het nonverbaal duidelijk maken van mijn mening over het gedrag van de ander. Als dit al gebeurt is het op zo’n dag dat alles samenspant om je humeur nog verder te laten dalen dan het dieptepunt, waarmee je jezelf uit het bed sleepte. Het subnormale gedrag van mijn medelanders kan dan voldoende zijn om mij in hun midden te scharen en dapper mee te doen aan de gebarentaal.

Gelukkig ben ik niet totaal van verstand ontbloot, dus mijd ik, als het even kan, parkeergarages en winkels als de pest gedurende de spitsuren. Maar soms lukt dit niet en moet er toch nog even naar een winkel worden gesprint. In zo’n geval is de fiets een prima uitkomst. Zo ook een druilerige zaterdag in het voorjaar. Met de fiets door de parkeergarage om op de bestemde plaats te komen, is niet van gevaar gespeend, want de zoekende, gefrustreerde automobilisten hebben hun ogen gericht op vrijkomende plekjes en hebben heus geen oog voor een eenzame fietser.

Waarempel, daar had je weer zo’n verkeerd rijdende auto, die uit het straatje kwam, waar ik in wilde rijden. Met vaag in het achterhoofd de slogan ‘de maatschappij dat ben jij’ zou ik vriendelijk maar beslist meedoen aan het hervormen van de wereld, bedacht ik mij. Ik tingelde eens flink met mijn fietsbel en wees naar het eenrichtingsbord waar ik zicht op had. De mevrouw in de auto keek naar mij, keek naar het bord (wat niet zo makkelijk was omdat ze er net naast stond) en knikte me vriendelijk toe. Ik wees nog eens naar het bord en de mevrouw knikte mij opnieuw vriendelijk toe, waarna ze verder reed. Ach laat maar, dacht ik bij mezelf, mijn hervormingsneigingen in de zeer jonge kiem gesmoord, ze zoeken het maar uit.

Een maand of wat later reed ik met mijn auto langs hetzelfde plekje als indertijd met mijn fiets. Ik zag het bord en in een flits begreep ik waarom de mevrouw mij zo vriendelijk had toegeknikt. Ik had naar een rood bord met een witte streep gewezen. Dit betekende dat zij van de goede kant kwam, maar dat ik bezig was de verkeerde richting in te rijden. Het beste mens heeft beslist gedacht dat ze met een lichtelijk getroubleerde medemens van doen had, die er om voor haar onverklaarbare redenen behagen in schepte naar verkeersborden te wijzen.

Nog steeds als ik langs het bord rijd krijg ik een lachstuip, over die gekke fietser die zo nodig wereldhervormer wilde zijn. Ik hoop dat die mevrouw er ook de humor van kan inzien….

Onno, onze spotprenten tekenaar, heeft ook deze keer een prachtige spotprent getekend die past bij bovenstaand verhaal van Linda.

Dit bericht werd geplaatst in Niet gecategoriseerd door . Bookmark de permalink .

Wees betrokken. Reageer en geef een reactie op bovenstaand artikel!Reactie annuleren