De Nieuwegeinse Willeke Stadtman (1950) is onlangs een tweede leven begonnen als schrijfster. Is echtgenote en moeder van drie kinderen. Heeft inmiddels drie kleinzoons, een kleindochter (Eloisa), een hond (een Roemeense kliko) en een kleinhond (de hond van haar dochter).
Vierendertig jaar was Willeke werkzaam in de gezondheidszorg, aanvankelijk als arts, later als bestuurder met name in de ouderenzorg. In 2011 is zij gestopt met werken, precies zoals zij zich had voorgenomen. Sinds eind 2014 werkt zij als arts voor de Levenseindekliniek. Al een tijdje heeft Willeke haar eigen column op De Digitale Stad Nieuwegein. Deze week de column: ‘Prins.’
Kleinzoon van 4,5 kwam een dagje logeren en riep meteen bij aankomst dat hij heel graag naar Kids wilde in Houten. Hij bedoelde Balorig in Houten, zoiets wéét een rechtgeaarde oma.
Hij wist mij ook onmiddellijk te vertellen dat hij een prins was. Hij ging namelijk met een prinses trouwen, en hij wilde ook een prinsenpak. Waarna een uitvoerige en tamelijk gedetailleerde beschrijving van een programma van eisen voor een prinsenpak volgde. Zoveel was duidelijk: het was van grijs glanzend materiaal, er moest een losse cape bij en midden op de borst hoorde een rode driehoek in een gele cirkel. Hij had alleen nog geen prinses. Waardoor ik over ons koningshuis begon. Hij bleek bekend met de koning, Willem-Aleggander, maar van koningin Máxima had hij nog nooit gehoord.
Omdat ik heel goed ben in het koningshuis (volgens echtgenoot T. is het een afwijking dat ik zoveel namen ken, en heus niet alleen van de drie A’s), begon ik over de drie prinsesjes. Hij was één en al oor.
‘Amalia was dus de eerste prinses?’
‘Ja,’ zei ik, ‘en die wordt koningin als Willem-Alexander ermee stopt.
‘En wie is dan de tweede?’
‘Alexia.’
‘En de derde?’
‘Ariane’.
Hij liet het even bezinken.
‘Dan neem ik Alexia,’ zei hij beslist. ‘Want Amalia wordt koningin en dan word ik koning en dat wil ik niet, want ik ben een prins.’
Een sluitend betoog. Zij het dat geen enkele echtgenoot van een koningin het tot dusver tot koning heeft geschopt. Probeer dat maar eens uit te leggen aan een vierjarige. Dat Maxíma wel koningin kon worden, maar Claus geen koning.
Of dat alle zoons én schoondochters van Pieter van Vollenhoven de titel ‘prins’ en ‘prinses’ in de schoot geworpen kregen, terwijl hij zich een slag in de rondte heeft moeten werken om beslag te leggen op de toch ook eerbare titel ‘professor’. De afbeelding van koningin Maxíma stond hem wel aan.
Ik zei nog dat een afbeelding van Alexia misschien niet zo’n goed idee was. Hij wilde het toch. Hij keek naar Alexia, staarde vervolgens naar de glijbaan, rechtte zijn rug en zei: ‘Mijn Alexia ziet er heel anders uit. Ze heeft een hele mooie blauwe jurk aan, en ze heeft lang haar met een zilveren kroontje.’ Daar kon ik inkomen. Dat heb je met prinsessen. Hij ging weer spelen.
‘Kom, Alexia, we gaan op de trampoline.’
Terug in de auto had Alexia gezelschap gekregen van Ariane. Voor minder deed hij het niet. Ik spon er goed garen mee. Die avond wilde hij niet mee om de Roemeense kliko uit te laten.
‘Dat geeft niet,’ zei ik onverschillig. ‘Dan ga ik toch alleen met Alexia en Ariane.’
‘Nee,’ riep hij. ‘Ik ga ook mee.’ Dat heb je met prinsen.