Breekbaar

Mijn schoonvader woont in een echt penthouse. Op de zesde verdieping van een flat voor mensen boven de vijfenvijftig. Als ik met de lift naar de vijfde verdieping ga, vraag ik me regelmatig af wat de architect gedaan moet hebben op het moment dat hij de tekening maakte. Een fantasievolle kunstenaar moet het geweest zijn, een man met een absurdistische kijk op kunst.

Het kan eigenlijk ook niet anders dan een man geweest zijn. Vrouwen hebben oog voor de kleine problemen des levens, een oog voor de subtiele details. Dat is in ieder geval de zekerheid waarmee ik me, als vrouw, wapen tegen het idee dat je de wereld moet zien als een groot geheel. Het grote geheel maakt me juist onzeker, maakt mijn wereld zo abstract en oncontroleerbaar. Het grote geheel staat voor niet te begrijpen zaken; een Tsunami die alles verplettert wat hij op zijn weg tegenkomt. De werkelijke gevolgen leer ik pas voorzichtig te begrijpen als ik een man zijn dode kindje zie vasthouden en schoonmaken. De volle omvang van een ramp gevangen in één klein en teder moment.

In zijn wijsheid heeft de architect besloten dat je, om in het penthouse te komen, gebruik moet maken van een steile, smalle trap. Ik moet altijd even mijn balans zoeken op die trap. Inmiddels is de leuning verdwenen en heeft plaats gemaakt voor een stoeltjeslift. Zelfs zonder spullen in je handen een niet te onderschatten obstakel. Terwijl ik naar boven klim zie ik haar al hangen. Direct bovenaan de trap in een lijst zoals je die ziet in musea, maar dan gemaakt in massaproductie.

Ze ziet er nog steeds zo vreselijk kwetsbaar uit. De kleuren zijn vervaagd door het stof en vuil dat ze de afgelopen jaren verzameld heeft. Boven het trapgat, wat wil je? Daar komt de moderne witte interieurverzorgster van het werken onder de schouder tegenwoordig niet meer. Tante Sinie, dat was een ander verhaal in een andere wereld. Die herkende je altijd aan de stofdoek en het emmertje, in de tijd dat je voor een euro nog een complete maaltijd op tafel zette.

Ik kom binnen en tref mijn schoonvader aan in gevecht met de televisie. Een heuse strijd van een oude man met zijn emoties. Een man die echt alles al gezien heeft in zijn leven. Hij heeft vier jaar overleefd in een concentratiekamp en vecht nu tegen zijn tranen als hij kijkt naar de verschrikkingen in Azië. Ik geef hem een kus en ga koffie zetten. We drinken koffie terwijl zijn ogen geen moment echt los kunnen komen van het beeldscherm.

Vanaf de bank kun je haar niet zien hangen, maar iets van haar serene rust straalt uit door het huis. Zo nu en dan wordt het tikken van de klok overstemd door een zorgvuldig onderdrukte snik. We zeggen niet veel en kijken naar die grote en ongrijpbare ramp, zorgvuldig georkestreerd in beeld gebracht. Dat mag, want het doel heiligt de middelen in dit geval.

Eigenlijk is het een uit de hand gelopen broddellap. Uit de tijd dat mijn schoonmoeder nog de tijd vond om uren en uren, steekje voor steekje te borduren. Ze had altijd een mand vol gekleurde garens, voor mijn gevoel een onuitputtelijke voorraad. Zo was ze dus ontstaan; het Melkmeisje van Vermeer. Majestueus afgewerkt in een passende lijst. Een monument uit een andere tijd; opnieuw geboren.

Als ik wegga en begin aan de niet ongevaarlijke afdaling van de trap, kijk ik haar nog even in de ogen. De tranen biggelen over mijn wangen.

Kunst van wereldklasse, onbetaalbaar.

Afrodite

Wees betrokken. Reageer en geef een reactie op bovenstaand artikel!

Onze adverteerders maken pen.nl mogelijk