Afgelopen week kreeg ik een emailtje van Teus Treffers Jr. Hij leest iedere week de rubriek ‘Toen en Nu’ op De Digitale Stad Nieuwegein. Aanleiding van zijn mailtje was een voorval van meer dan vijftig jaar geleden. Teus was nog geen tiener en woonde met zijn ouders, die niet meer in leven zijn, op een ark aan de Utrechtsestraatweg. Hij liet mij een kranten artikel lezen uit 1958 en of ik er iets mee kon voor de rubriek Toen en Nu. Ik lees:
‘Jutfaas 1958’ Eind september van dit jaar, werden de woonarken tegenover de werf van de Rijkswaterstaat aan de Utrechtsestraatweg te Jutpfaas, van daar gesleept naar de Schalkwijkse Wetering bij de Bongenaar. Reden hiertoe was het gevaar dat de arken liepen bij de werkzaamheden die in het water op dokken en kranen werden verricht. Drie van deze arken zijn, ondanks het verbod daar te meren, toch weer teruggekeerd, omdat de bewoners het op de Bongenaar niet konden uithouden.
Foto boven: ‘We zien hier de 11-jarige Teus met op de achtergrond veerwagens, de drijvende bok van RWS en een fiets-/voetgangerspontje.’
Hun verblijf aan de Utrechtsestraatweg zal nu echter nog maar van korte duur kunnen zijn. Rijkswaterstaat heeft n.l. over de gehele lengte van de brug naar de Zuidersluis tot voorbij de werf een gaasversperring laten aanbrengen zodat de bewoners van de drie schepen niet meer in of uit hun verblijfplaats kunnen.’
Over de Bongenaar, de plek waar de boot naartoe werd gesleept, weet ik het volgende: ‘Midden in het hart van het Nieuwegeinse industriegebied Plettenburg ‘De Wiers’ stond gedurende een kleine drie eeuwen de buitenplaats de Bongenaar, ook wel Bommenaer genoemd. Over de geschiedenis van het huis en diens eigenaars en bewoners is niet zo erg veel bekend.
De oorzaak daarvan ligt in het feit, dat het in de lokale geschiedenis geen rol van betekenis heeft gespeeld. Waarschijnlijk is het huis dat daar heeft gestaan aan het eind van de zestiende of het begin van de zeventiende eeuw gebouwd door een of andere vermogende Utrechtenaar teneinde daar uit te rusten van de dagelijkse beslommeringen die het drukke stadsleven, ook toentertijd, met zich meebracht. Nu vind je er de Utrechthaven en de Zeelandhaven en op de punt zijn daar ongeveer twee jaar geleden nieuwe woningen gebouwd. Als u fietst over de Vreeswijksestraatweg, net onder het viaduct door, komende uit het stadscentrum, ziet u die woningen liggen aan de overkant. Heerlijk langs het water. Volgens mij liggen daar nu ook nog enkele arken.’
Terwijl ik het kranten artikel lees en aan tafel zit met Teus Treffers Jr., hij is nu 59 jaar, toont hij enkele foto’s van Toen, van de ark van zijn ouders en het
prikkeldraad. Als kleine jongen viste hij graag. Ook iets wat hij nu veel doet. Teus is hartpatient en vindt zijn ontspanning nog steeds in het vissen. De ark heeft Teus Jr. zijn vader gekocht ergens in Brabant medio 1957. Hij herinnert zich nog dat de ark over de Waal moest naar Jutphaas en dat er hoge golfen waren. Zijn vader, Teus Treffers Sr. besloot om aan te meren voor de Zuidersluis, tegenover boerderij Doornekamp, die daar Toen zat. Nu zit daar kwekerij de Lelie. Het was 1957. Bijna twee jaar lang lagen zij daar bij de Zuidersluis, zonder hinder te hebben van wie dan ook. Maar medio augustus 1958 kwam daar verandering in en lezen we in een ander kranten artikel van eind 1958 met de volgende grote kop: ‘Onhoudbare situatie voor de Jutfase woonarkbewoners.’
‘Plettenburg’ biedt geen mogelijkheden. Wat moet er gebeuren met de woonarkbewoners, die tot voor kort in de Vaartse Rijn bij de Zuidersluis lagen? Sinds enkele weken zijn zij op drift geraakt en niemand weet waar ze tenslotte een rustige ligplaats zullen vinden. Ook zij zelf niet.
Maanden en sommigen zelfs jarenlang hebben zij bij de Zuidersluis gelegen. Nu is dat afgelopen. Eind augustus (1958) kregen zij een schrijven van Rijkswaterstaat met de mededeling dat zij voor 1 september een andere ligplaats moesten hebben gevonden. Begin september kwam er een sleepboot van Waterstaat en daarmee zijn de zeven woonarken van de Zuidersluis versleept naar de Schalkwijkse Wetering bij Plettenburg.
Die Schalkwijkse Wetering, niet meer dan een moddersloot, ligt totaal geïsoleerd. Dit heeft de woonarkbewoners in een onhoudbare situatie gebracht. De eerste is inmiddels al weer teruggekeerd en ligt weer bij de Zuidersluis. De anderen zullen spoedig volgen. Op die eerste ark woont de familie Treffers. Zij hebben een eigen sleepbootje en daarmee zijn zij op eigen kracht teruggekomen.
‘Het is verschrikkelijk’, zegt mevrouw Treffers. ‘We lagen al 20 jaar hier in de Vaartse Rijn. Direct toen we hier kwamen hebben we een vergunning aangevraagd. We kregen toen de mededeling dat we op de lijst waren gezet. Verder hebben we er niets meer van gehoord. Negen maanden geleden kregen we een proces verbaal omdat we hier niet mochten liggen. We hebben toen de boete (acht gulden voor de ark en tien voor de sleepboot) betaald. Daarna bleef de politie weg. Toen kwam er iemand van Waterstaat met het voorstel om ergens in Montfoort te gaan liggen. Dat hebben wij en de andere zes arkbewoners afgewezen. Want Montfoort ligt veel te ver van Utrecht. Onze kinderen gaan hier naar school. Toen kwam die brief, maar na 1 september lagen we er nog allemaal. Er kwamen een paar werklieden en die hebben toen onze waterleiding afgesloten. Diezelfde dag (15 september 1958) werden we door Waterstaat naar Plettenburg gesleept. De boeren daar namen een vijandige houding aan. We konden geen water bij hen krijgen. We lagen totaal afgezonderd. Er kwam zelfs geen groenteboer.’
‘Mijn jongste kind van drie maanden is ziek geworden omdat we ons moesten behelpen met het water uit de sloot dat eigenlijk niet meer dan modder is. Bij een boer konden we wat water gaan halen maar dan moesten we van zijn weg gebruik maken en daarvoor vroeg hij een kwartje in de week.
Waterstaat deelde ons mee dat we een waterleiding konden laten aanleggen. Maar de kosten zouden op 700 gulden komen met nog 300 gulden voor het slaan van de put. Dat kunnen we eenvoudig niet betalen. Daarom zijn we verleden week vrijdag teruggekomen. Eerst wilden ze de brug bij Jutphaas niet voor ons opendraaien. Pas toen we zeiden dat we naar de Krommerijn gingen lieten ze ons door. Nu liggen we weer hier en wachten we maar af. De anderen zullen ook gauw terugkomen ‘want in Plettenburg is het niet uit te houden. De boeren zeggen wat doen jullie stadsmensen hier? De kinderen moeten naar school een half uur lopen. Mijn man werkt in Zeist en moest van Plettenburg een kilometer of vijf extra omrijden over allerlei landweggetjes.’
‘De mensen die er nu nog met hun ark liggen krijgen nu wel water maar ze hebben nog steeds geen licht. Gisteren was er nog iemand van de gemeente Jutphaas bij hen en die zei dat er voorlopig wel geen aansluiting zal komen. Het water waarin de arken liggen is helemaal vervuild. ìWaarom mogen we hier niet in de Vaartse Rijn blijven liggen?’ zegt mevrouw Treffers. ‘Twee jaar lang heeft niemand er iets van gezegd. Nu komt men pas zeggen dat we hier weg moeten. Ik begrijp er niets van.’
De moeder van Teus liet in het kranten artikel weten dat de Schalkwijkse Wetering een modderpoel was. Dat kon ook niet anders want deze zijvertakking van het Merwedekanaal liep sinds enkele jaren dood. Medio 1953 was het Amsterdams Rijnkanaal klaar en deze doorkruiste de Schalkwijkse Wetering. Er was dus geen doorgang meer en het slib hoopte zich daar op. Aan het einde van de Wetering loopt Nu het Schipperspad langs het Amsterdams Rijnkanaal.
Teus Treffers Jr. laat weten dat zijn ouders de boot hebben verkocht nadat ze 5 jaar gewoond hebben bij de Zuidersluis. Hij was 11 jaar en ging wonen in Utrecht aan de Bremstraat en later toen hij 16 was naar de Nieuwe Koekoekstraat. Zijn ouders hadden daar een antiek winkel, later een winkel in porseleinen beeldjes. Daar zijn Teus Treffers Jr. zijn ouders op zeer jonge leeftijd overleden. Tja en nu de Foto van Nu maken naar aanleiding van de foto van Toen.
Bovenstaande verhaal is geschreven in 2011