Rond 1900 had Vreeswijk de grootste zandvloot van Nederland. Het had toen zo’n 150 zandschippers. Dagelijks voeren zij uit om het zand van de bodem van de Lek te baggeren. Door de ligging aan de Lek was zandwinning een lucratieve bezigheid. Het baggeren was niet alleen lonend maar ook noodzakelijk omdat de vaargeulen op diepte moesten worden gehouden en de havens niet mochten verzanden. Het werk was wel riskant. op de drukbevaren Lek zonk nogal eens een te diep geladen zandschuitje, nadat het door de deining van een passerend schip was volgelopen. Werd er in 1900 met de hand gebaggerd, enkele decennia later voer het eerste zandzuigerschip Rijn en Lek in Vreeswijk.
Rond 1900 voer een zandschipper met een klein houten scheepje waarop zo’n 11 tot 15 ton zand kon worden ingeladen, dat met de hand naar boven was gehaald. Hiervoor werd de baggerbeugel gebruikt. Deze Baggerbeugel (foto) dateert uit omstreeks 1950. Het is een ijzeren ring die aan de voorzijde iets uitloopt in een lip. Aan de beugel zit een linnen baggerzak, een touw en een lange, buigzame stok.
De beugel werd vanaf een zandscheepje het water ingegooid, waarna met kleine rukjes de beugel over de grond werd getrokken. Was de zak vol zand, dan trokken twee mannen – baggerknechten – de beugel naar boven en leegden de zak op de schuit. Het binnenhalen van de beugel boven het wateroppervlak was zeer zwaar. Met een zwaai werd de zak geleegd op de schuit. Later verliep dit trekwerk over een soort fietswiel. Het omhoog hijsen ging daardoor veel soepeler en lichter, waardoor de schipper zijn vrouw en kinderen liet doen. Dit bespaarde hem de nodige kosten, namelijk het loon voor de knechten.
Een steenfabriek in de uiterwaarde bij Vreeswijk
Wanneer de boot vol zand lag, werd er naar een ‘stortplaats’ gevaren, bijvoorbeeld een steenfabriek langs de Nederrijn of Lek. Met een schop en kruiwagens werd het zand geloosd. De steenfabrieken stonden vaak in de uiterwaarden van een rivier, zo ook bij Vreeswijk. De grondstoffen – zand, klei en kalk – kon dan makkelijk over het water worden aangevoerd, evenals de gebakken stenen. Rond 1910 nam de woningbouw toe waardoor er een grotere vraag naar bakstenen en dus ook zand kwam. Het waren gouden tijden voor de Utrechtse aannemers waarvan ook de Vreeswijkse zandschippers profiteerden. Het lossen van de scheepjes ging met schep en kruiwagen. Ook kinderen werkte mee.
Zandwinning was rond 1900 een zwaar beroep en zeker geen vetpot. Men werkte wel vijftien uur per dag. Vooral in de winter was het moeizaam: het water stond hoog waardoor er nauwelijks tot niet met de zandbeugel gewerkt kon worden en soms bleef bij vrieskou en ijs de Oude Sluis gesloten. Het betekende voor de zandschipper dat hij moest interen op zijn reserves. En om te overleven klopte hij en zijn gezin soms aan bij de diaconie of de armenkas.
Het werk was fysiek zwaar. Om 04.00 uur ‘s ochtends op, om de Lek op te varen en vervolgens met de handbeugel te baggeren tot het scheepje vol was. Dan voer de schipper door naar Utrecht om zand te lozen. Hij keerde met zijn lege schip zo snel mogelijk terug naar Vreeswijk om opnieuw te baggeren. Een zandschipper poogde het liefst 4 keer per dag op en neer te varen. Werkdagen van zo’n 15 uur waren dan ook geen uitzondering.
Het beeld als eerbetoon nabij de Oude Sluis in Vreeswijk.
Als eerbetoon aan de vele zandschippers die Vreeswijk gekend heeft, staat er een standbeeld van ‘de Beugelaar’ op de kade bij de Oude Sluis.