Parlevinken in Vreeswijk

Albert van Ieperen was een van de laatste parlevinkers van Vreeswijk. Veertig jaar lang verkocht hij zijn koopwaar, vooral manufacturen, aan de schippers, eerst bij de Koninginnensluis, later bij de Beatrixsluis. Zijn dochter Bep de Vries-Van Ieperen schetst een liefdevol portret van hem en een boeiend beeld van andere tijden.

Fotoalbums liggen opengeslagen op de tafel in de prachtige tuin van Bep de Vries-Van Ieperen. Vanaf de inmiddels vergeelde foto’s kijkt een slanke, knappe en besnorde man de camera in. Op de roeiboot is nog net een plekje voor hem vrij tussen de hoog opgestapelde goederen. Zijn koopwaar, want Albert van Ieperen was parlevinker, een van de laatsten in Vreeswijk (foto 1).

‘Hij is daarmee begonnen toen hij 25 jaar was’, aldus Bep de Vries, zijn jongste dochter, het voorlaatste van zijn zeven kinderen. ìHij was op 27 juli 1891 geboren en op zijn vijfde in Vreeswijk komen wonen. Nadat hij een tijd op een stoomsleepboot had gevaren, begon hij ongeveer een jaar na zijn huwelijk voor zichzelf. Mijn ouders hebben elkaar waarschijnlijk leren kennen omdat ze allebei aan de Wiersdijk woonden. De geschiedenis zou zich herhalen: ook zijzelf trouwde met de buurjongen. Vader heeft bij scheepswerf Van Zutphen een roeiboot laten maken. Die kostte 400 gulden, een boel geld, zeker in die crisistijd van de jaren dertig. De boot had geen dollen, maar speciale pinnen, zodat hij de spanen in het water kon laten hangen als hij aanhaakte bij de schepen na het verlaten van de sluis. Op de boot zelf was geen plek.

Vader van Ieperen handelde in internationale manufacturen: Manchester (corduroy-GFE)broeken, Engelse truien, Belgische petten, dichte Deenseschoenklompen en Franse rubberen klompen. Elke ochtend werd de boot ingeladen en ’s avonds weer uitgeladen. Als kinderen hielpen we daarbij voor en na schooltijd. We gingen niet mee venten, ook niet in de vakanties, vader deed dat helemaal alleen.’ De handelswaar werd thuis opgeslagen: ‘We woonden in het voorste deel van de Oranjerie van huis De Wiers. We hadden geen gas, waterleiding en elektrisch. Er was wel een waterpomp op het erf van onze achterburen, maar in dat water zat te veel ijzer, daar werd je ziek van. Daarom gebruikten we water uit de Vaartse Rijn, dat tegenwoordig het Merwedekanaal heet.

Drinkwater haalden we met twee emmers bij familie Bos, zo’n driehonderd meter van ons huis. Zij waren wel op de waterleiding aangesloten. Ons huis was oud en vochtig, het was een kwartier lopen naar school, maar voor ons was het een paradijs. Rondom water, de boot lag bij huis.

Van Ieperen roeide elke dag naar de Koninginnensluis. Behalve manufacturen verkocht hij ook kleine boodschappen als koffie, thee, suiker en ontbijtkoek. In 1938 kocht hij een boot met motor. Dat was ook wel nodig want hij ‘verhuisde’ naar de Beatrixsluis: Hij moest helemaal omvaren via de sluis van Jutphaas en dan ’s avonds weer terug. Hij mocht niet venten op de Lek, daar had hij geen vergunning voor. Hij had een petroleumstel aan boord om thee te zetten, boterhammen nam hij van huis mee. Bij het uitbreken van de oorlog, in de meidagen van 1940, ging de parlevinker aanvankelijk nog vol goede moed naar de sluis, maar al snel bleek dat toch te gevaarlijk.

Tijdens de bezetting ging het werk door, maar de handel verliep moeizamer: Het was meer ruilhandel, aan geld had je niets. Mijn vader heeft waren achtergehouden voor ons zelf, je wist niet hoelang de oorlog zou duren. We hebben de hele tijd echte koffie en thee gehad. Mijn moeder had aan het eind van de oorlog zelfs nog zestien pakjes thee over, verstopt in een klein koffertje.’ Het was ook gevaarlijk: ‘Mijn broer, die opgeroepen was voor de Arbeitseinsatz, zat ondergedoken bij onze oom op de sleepboot. Die is beschoten door de Engelsen. De ketel is geraakt, gelukkig stonden zij ver genoeg weg, het konijn dat in de machinekamer zat, was helemaal gaar gestoomd. Bij de bevrijding is in Vreeswijk niet echt gevochten. Er waren wel twee Duitsers veertien dagen lang bij ons ingekwartierd. De een was erg Nazi, de oudere man viel wel mee. Toen het bericht kwam dat Hitler zelfmoord had gepleegd, zijn ze naar een schip gegaan en hebben ze Hitler begraven. Geen idee wat ze daar gedaan hebben, maar zo zeiden ze dat.’

Na de oorlog pakte Albert van Ieperen zijn beroep weer op, tot zijn 65e verkocht hij zijn goederen op het Merwedekanaal. ‘Die bestelde hij zelf bij de fabriek. Van Gend en Loos bezorgde de lading met de bestelwagen in het dorp en dan bracht een bezorger die met de transportfiets bij ons thuis. Er kwamen ook vaak reizigers, vertegenwoordigers, aan de deur om hun waren aan te prijzen en te verkopen.’ Geen van de kinderen wilde het parlevinken overnemen.

‘Vader heeft alles verkocht, ook zijn boot. Hij heeft er nooit over gepraat of hij dat erg vond. Ongeveer twee jaar later zijn mijn ouders naar de Wierselaan verhuisd. De laatste jaren woonde hij bij zijn vrouw in een verzorgingshuis: Ze was erg gaan dementeren en kon niet meer thuis wonen. Vader kon niet alleen zijn en is later naar hetzelfde tehuis gegaan. Dat was erg, hÌj was geestelijk gezond. Hij is in januari 1974 overleden en op het kerkhof bij het fort begraven. Zo keerde hij terug naar het stukje Vreeswijk waar zijn leven zich had afgespeeld: de omgeving van De Wiers.’

2 thoughts on “Parlevinken in Vreeswijk

  1. Jaap Boersema

    Leuk interview. Wie deed het??

    1. Jacoba Maria Dijkland

      Er was ook nog parlevinker
      Duizendstra lag met zijn ark binnen de noordersluis dochters zaten op de school met de bijbel in Jutphaas..

Wees betrokken. Reageer en geef een reactie op bovenstaand artikel!

Onze adverteerders maken pen.nl mogelijk