De dag dat Napoleon langs kwam ….

Terwijl de Franse Keizer Napoleon de veldtocht naar Rusland voorbereidde, bezocht hij in oktober 1811 de noordelijke Nederlanden. Vanuit Gorinchem, waar hij op zondagmorgen 6 oktober om 09.30 uur was vertrokken, maakte hij de tocht in een met acht paarden bespannen koets. In Leerdam en Vianen werd de keizer begroet door de burgemeesters van die plaatsen. Vreeswijkse schippers zetten de keizer met zijn omvangrijke gevolg binnen een uur over de Lek met behulp van vier pontjes en een royale boeier.

Aan de Vreeswijkse kant werd Napoleon verwelkomd door de prefect van Vreeswijk, graaf De Celles. Tezamen met hem gebruikte Napoleon aan boord van de boeier de maaltijd. In Vianen bleef de troepenmacht die Napoleon tot dan toe had begeleid achter en in Vreeswijk namen Franse kurassiers de taken over. Zij waren speciaal daarvoor een week eerder overgebracht naar deze omgeving en in die tijd ingekwartierd in Jutphaas en Vreeswijk. Kronieken uit die tijd melden, dat de kurassiers hadden geposteerd langs den Vaartschen Rijn van Jeremie af tot aan de Vaart.

Door wekenlange herfstregens was de zandweg langs de Vaartse Rijn veranderd in een modderbaan, waarop de paarden slechts met moeite stapvoets vooruit konden komen. Na Jutphaas gepasseerd te zijn, wenste de keizer en zijn gevolg zich voor hun intocht in Utrecht wat op te knappen en van enige rust te genieten. Daarvoor kozen zij het Jutphase buiten Huis de Geer uit.

Tot de aankomst van de keizer had de kwartiermeester van de keizerlijke intocht, de Franse maarschalk Nicolas Charles Oudinot, het huis al gevorderd. Omstreeks 15.30 uur maakte Napoleon zijn intocht in Utrecht. Hij werd bij Jeremie (ongeveer ter hoogte van de huidige Westerkade) verwelkomd door de Utrechtse stadsbestuurder Van Dielen, die hem de sleutels van de stad aanbood. ‘s-Avonds was de stad feestelijk verlicht en hield Napoleon een audiëntie.

Napoleon heeft zich op zijn tocht naar Utrecht hardgrondig geërgerd aan de modderwegen. Al op 16 december 1811 vaardigde hij een decreet uit, dat de weg tussen Gorinchem en Utrecht werd bevorderd tot een ‘Route de premiere Classe. ‘Zo’n besluit betekende dat de weg in record tempo van een klinkerbestrating moest worden voorzien.’ Al in 1814 was de weg tussen Vreeswijk en Utrecht met klinkers bestraat; een ware luxe voor die tijd. Overigens betaalde niet Napoleon de gevolgen van zijn besluit, maar de plaatselijke bevolking via een extra belasting!

In 1811 werd het Huis de Geer bewoond door jonkheer Barthold de Geer van Jutphaas en jonkvrouwe Jacoba Gijsbertha Beatrix van Vianen. De manier waarop de Franse Maarschalk Odinot hen ten behoeve van de Franse keizer Napoleon en keizerin Marie Louise voor enige tijd uit hun kasteel zetten, werd door de bewoners als bijzonder gênant ervaren.

Wel vermeldt de Jan Lodewijk Willem Baron de Geer van Jutphaas later in zijn autobiografie, dat alles zeer ordentelijk verliep. Hij schrijft verder: ‘Zelfs een huzaar die vergunning eenige druiven had geplukt, werd onmiddellijk daarvoor bestraft.’

Nadat de keizer en de keizerin zich hadden verfrist, trok het gezelschap naar Utrecht. Uiteindelijk telde het gevolg ruim achttien duizend mensen.

De stoet werd geopend door een detachement van de Gardes Gendarmerie en direct daar achter kwam een korps van de Gardes d’honneur. Dan volgde een koets, die door zes paarden werd voortgetrokken. Daarin zaten de Grootmaarschalk van het paleis van de keizer, de Groot-Kamerheer en de Opperstalmeester. Fier te paard volgden achter de koets de generaal Colbert met zijn staf. Om de grootheid van Napoleon te benadrukken volgden daarna de compagnies Hollandse lanciers, Poolse lanciers en cavalarie van de Garde Jagers. En dan kwam de door acht paarden voortgetrokken koets met keizer Napoleon en keizerin Marie Louise.

Vervolgens kwam er weer een hele legermacht; Gardes Grenadiers te paard en Hollandse en Poolse cavalaristen. Dan volgden koetsen met bedienend personeel. Met zes paarden bespannen koetsen zorgden voor het vervoer een viertal hofdames, van de prins van Neufchatel (onderkoning van Zweden), prins Aldobrandini en de hertogen van Treviso en Conegliano. Zes compagnieÎn van het 23e Regiment Jagers-cavalaristen sloten dat deel van de stoet af. In twee koetsen kwamen dan de kamerheer en de kabinetssecretaris van de keizer. De generaal Casseloup met zijn staf galoppeerde daar weer achter. Vier volledige regimenten infanterie vormden de achterhoede en de stoet werd besloten door een detachement van de gendarmerie.

Met veel pracht en praal deed Napoleon later op de 6e oktober van 1811 zijn intrede in Utrecht. De vele duizenden militairen, die weken tevoren al in Jutphaas, Vreeswijk en IJsselstein waren ingekwartierd om de intocht van de keizer mogelijk te maken, lieten de bevolking uiteindelijk met een fikse kater achter. Nog valt uit overleveringen op te maken, dat het gedrag van de soldaten verre van correct is geweest. Plunderingen, diefstallen en aanrandingen en verkrachtingen zijn volgens die overleveringen aan de orde van de dag geweest. Een verhaal uit omstreeks 1950 vermeldt: ‘Mijn overgrootvader stond in zijn huis aan de Weidstraat in IJsselstein met een bijl achter de voordeur om de soldaten van zijn dochter af te houden!’

Wees betrokken. Reageer en geef een reactie op bovenstaand artikel!

Onze adverteerders maken pen.nl mogelijk