‘SchrijversPen’ (Reinhuizen CS deel 16)

Schrijfster Heleen van den Hoven woont al ruim dertig jaar in Nieuwegein. Onlangs kwam haar derde boek Het Tango algoritme uit. Toen haar kinderen nog klein waren, schreef Heleen De Troonladder en Losse tanden, enkele kinderboeken die spelen in de wijk Zuilenstein. Deze boeken zijn via onze webshop te koop. Voor de lezers van De Digitale Stad Nieuwegein tekent ze wekelijks haar spinsels op met haar schrijverspen.

Deze keer deel 16 van het vervolgverhaal over Reinhuizen CS: ‘Sollen met trollen.’

Misschien komt het doordat hij Anna heeft gezien, maar de trol ontwaakt veel sneller dan verwacht. Wanneer ik vroeg in de ochtend in de tuin arriveer, lijkt er nog niets aan de hand. Ik zet mijn fiets onder het afdak, ga voor een lekkere cappuccino naar het koetshuis en bedenk me wat ik die dag zal gaan schilderen. Aan de auto’s op de parkeerplaats te zien zijn er al enkele professoren aan de slag.
Ik pak net mijn cappuccino aan, wanneer plotseling de vloer van het koetshuis trilt. Verbaasd kijk ik naar Onno, de Barista van de dag. Wanneer ik zijn geschokte gezicht zie, ren ik snel naar buiten. Zware dreunen doen de grond opnieuw trillen. Het lijken wel reuze voetstappen. En dat zijn ze ook. De trol is wakker en blijkbaar op zoek naar de dame van zijn dromen.
Anna is zo verstandig zich niet te vertonen. De lange tijd dat de trol was versteend, heeft hem geen geduld geleerd. Hij mompel onverstaanbaar en ijsbeert over het pad naar de parkeerplaats. Het grind spat weg onder zijn voeten. Hij kijkt van links naar rechts, naar boven en naar beneden. En dan tilt hij de Tesla van professor Kers op en kijkt eronder. Niets. Niet achter de bomen en – hij rukt een boom uit de grond en schudt eraan – ook niet erin.
Ik vis mijn schetsboek uit mijn tas en speur ook door de tuin. Nu loopt de trol bij de fietsenstalling. Hij rukt het golfplatendak eraf en als er niets anders onder zit dan fietsen, drukt hij het omlaag en bewerkt het met zijn vuisten tot de fietsenstalling eruitziet als een platgedrukt sardineblikje. Met mijn fiets als een van de sardines.
Hij vervolgt zijn weg tussen de koetshuizen. Kijkt door de ramen naar binnen en smijt dan het terrasmeubilair door de ruiten. Onno ziet doodsbleek bij het visioen dat de trol korte metten maakt met de verbouwing en de nieuwe kozijnen. Dit moet niet te lang duren.
‘Durf je hem te roepen?’ vraagt Jan de Vries me.
‘Ik? Nee!’
‘Je kunt hem haar tekening laten zien. Vertraag hem. Houd hem even hier op het gras. Wiro is op zoek naar hulptroepen.’
Terwijl ik aarzelend naar de trol kijk, zegt Lena: ‘Heb je Anna al gezien?’
Op het moment dat ze het vraagt, zie ik Anna staan, verborgen tussen de bloeiende rododendrons.
‘Daar!’
Lena pakt haar bezem stevig vast en kijkt. ‘Ha, ik zie haar. Witte jurk, los haar.’ Dan tikt ze me op de schouder. ‘Kijk, dit is al een soort plan.’
Op een trol aflopen, ik had nooit gedacht dat ik het zou doen. Maar ik weet dat zeker drie professoren zich achter de bomen en muurtjes hebben verstopt. Ik kan Jan de Vries niet ver van me vandaan zien staan, een stuk hout dat waarschijnlijk voor toverstaf moet doorgaan in de aanslag. Met knikkende knieën loop ik dichter naar de trol toe. Hij kijkt naar de rododendrons, maar daar is Anna niet langer.
‘Hé,’ zeg ik, ‘zoek je Anna?’
Hij hoort me niet. Ik reik niet eens tot zijn middel. Zijn voeten hebben het formaat van een leunstoel. En hij stinkt, naar natte regenjassen en rottende planten.
Veel luider roep ik: ‘Zoek je Anna?’
Nu merkt hij me wel op. Hij buigt zijn hoofd en zijn neus komt veel te dichtbij. Ik onderdruk de neiging weg te rennen en steek mijn schetsboek naar voren met haar portret, A3-formaat, voor hem een soort postzegel.
‘Zoek je haar?’
Een enorme wijsvinger strijkt over het blad en laat een grauwe veeg achter. Zijn kreet is er een van teleurstelling.
‘Als je haar wilt bekoren, mag je er wel eens in bad gaan,’ zeg ik. ‘Zij ruikt lekker. Jij stinkt.’
Gelukkig voelt hij zich niet beledigd. Ik zet hem eerder aan het denken. Een bad, waar en hoe? De slotgracht rond het kasteel lijkt de enige optie, en dat beslist hij dan ook. Het water golft over de oevers wanneer hij er instapt. Iemand geeft me een emmertje groene zeep, dat ik voorzichtig aan de rand neerzet.
Even later schuimt het in de gracht. Grote zeepbellen stijgen op langs het kasteel.
‘Goed,’ zegt Lena, ‘dat houdt hem wel even bezig.
Ik hoop dat Wiro zijn hulptroepen snel gereed heeft, want een schone trol is niet veel aantrekkelijker dan een smerige. Drijfnat komt hij omhoog uit het water. Er zitten waterlelies in zijn haar.
‘Nu maar opdrogen in de zon,’ zeg ik en ik geef hem een van de harken van de tuinman. ‘Voor je haren.’
Midden op het grote grasveld kamt hij zijn haar. Ondertussen gaan zijn ogen van hot naar her, op zoek naar Anna.
‘Nou, daar gaan we dan,’ fluistert Lena achter stam van de tamme kastanje. ‘Showtime.’
En dan staat daar niet langer een vrouw met een bezem, maar een jongedame met een lange witte jurk.
Ze wandelt over het pad en plukt bloemen. De echte Anna kijkt met een wit gezicht vanuit het theehuis toe. De trol doet een poging zijn kleren wat te fatsoeneren. Hij ruikt nu naar groene zeep. Voorzichtig steekt hij een bijna schone vinger naar haar uit. Voor mij kijkt de namaak Anna op. De vingers van de trol strekken zich, alsof hij haar zo zou willen oppakken. Dan klinkt er ineens een trommel, gevolgd door de strijdlustige tonen van een trompet. Allemaal kijken we naar de brug van het kasteel……..

Wordt vervolgd.

Wees betrokken. Reageer en geef een reactie op bovenstaand artikel!Reactie annuleren