Het hofje is gebouwd in 1907 in opdracht van het R.K. Kerkbestuur Jutphaas. Het geld voor de bouw was afkomstig uit de nalatenschap van Elisabeth Heytink Baesjou van Vronestein. De huisjes waren bestemd voor ‘armlastigen’: arme, alleenstaande katholieke vrouwen.
Het Kerkveld, waaraan het hofje ligt, heeft een lange geschiedenis die teruggaat tot enkele eeuwen vóór onze jaartelling; waar vondsten zijn gedaan uit de latere IJzertijd (± 300 v. Chr.). Een plek ook, waarvan wordt verhaald, dat de Noormannen er het eerste Jutphase kerkje verwoestten; de plaats waar turfstenen lijkkisten uit de 12de of 13de eeuw zijn gevonden en tenslotte de omgeving waar een groot deel van het kerkelijk leven van de dorpelingen zich heeft afgespeeld totdat in 1820 de kerk van het Kerkveld werd afgebroken, maar die daarna als begraafplaats in gebruik is gebleven tot omstreeks 1985. Het was een plein waar veel gebeurde, van kermis tot het leren van voetballen want hier heeft menig JSV’er het spelletje voetbal onder de knie gekregen.
Het huidige Kerkveld, waaraan het St. Elisabethshofje is gelegen, vormde het oude dorpsplein, waaromheen de voornaamste gebouwen stonden. Het zwaartepunt van het dorp is echter in de loop der eeuwen verplaatst naar de Herenstraat. De sterk verpauperde en vervallen bebouwing is na de samenvoeging van Jutphaas en Vreeswijk gesaneerd. Eigenlijk moeten we zeggen dat de gemeente hier gewoonweg bijna alles heeft gesloopt, zoals de mooie ‘Anna van Rijn-huisjes’ uit 1603, het Rechthuis en enkele boerderijen.
Anna van Rijn
Het St. Elisabethshofje (Kerkveld 14-19) is, als enige complex van monumentale waarde, bij de renovatie van het Kerkveld, eind jaren ’70 begin jaren ’80 blijven staan, niet door de gemeente maar een woningbouwvereniging nam het initiatief om dit pand te redden uit handen van het alles vernietigende gemeentebestuur. Desondanks de rigoureuze sloop is het karakter van het plein op het Kerkveld behouden gebleven en is er na de renovatie, een naar historisch model vormgegeven waterpomp geplaatst in het midden van het plein. Dit naar model zoals die in Utrecht staat op het Pieterskerkhof. Het St. Elisabethshofje ligt twee treden verhoogd ten opzichte van het Kerkveld. Het U-vormige complexje bestaat uit twee tegenover elkaar gelegen bouwblokken van anderhalve laag en is gelegen rondom een plaatsje.
De Anna van Rijnhuisjes
In september 1907 geeft Pastoor van Heukelum opdracht aan de bouwkundige, de heer G.A. Ebbers, voor het ontwerp van de toen acht woningen. In het midden van gedacht hofje moest een kapelletje gebouwd worden ter na gedachtenis aan de erflaatster, mevrouw Elisabeth Heytink Baesjou van Vronestein. Voor aankoop van grond, vergunningen en bouwkosten wordt een raming gemaakt van 8.000,- gulden. Op 25 september 1907 wordt pastoor Van Heukelum door monseigneur H. van der Wetering, aartsbisschop van Utrecht, vergunning verleend zijn plannen ten uitvoer te brengen en de 8.000,- gulden te besteden aan grond en bouw van het hofje, de resterende 12.000,- gulden te beleggen en van de rente te zijner tijd uitdeling te doen aan de bewoners van het hofje zodat zij daar gratis konden wonen. Het kapelletje, ter nagedachtenis aan de erflaatster moest uit het goedgekeurde plan vervallen en daarvoor in de plaats moest een schuurtje voor een berging komen. Van de gemeente Jutphaas koopt Van Heukelum een braakliggend stukje grond aan de oostzijde van het Kerkveld voor 34 gulden. Op 11 november 1907 ontvangt de pastoor vergunning van de gemeente Jutphaas, dat hij met de bouw mag beginnen.
Half december 1907 richt de pastoor een verzoek aan de bisschop om het gevraagde bedrag van 8.000,- gulden te mogen verhogen met 2.500,- gulden door onvoorziene omstandigheden. Zo moet hij onder andere, verplicht door de gemeente, een stuk sloot dempen ten oosten van de bouwplaats en dit gedeelte van riolering voorzien. Aan notaris mr. Johannes Petrus van den Brink, een van de executeurs, wordt verzocht het op hypotheek geplaatste kapitaal op te zeggen en deze met bijbehorende rente zo spoedig mogelijk ter beschikking te stellen van de administratie van het St. Elisabethshofje. Zo komt er bezwaar van Petrus Oostveen.
Tijdens de bouw van de oostelijke muur van het hofje blijken de steigerpalen op zijn grond en in de gemeenschappelijke sloot te staan. “Indien hem veroorloofd wordt de beerput van het St. Elisabethshofje op zijn land in te graven en hij deze put ter gelegenheid mocht uitscheppen” zou hij in den bouw berusten. Na bespreking van het bezwaar in het kerkbestuur, wordt besloten het verlangen van Petrus Oostveen toe te staan en hem de tijd van zes jaren het vruchtgebruik te gunnen. Op 15 september 1908 heeft de burgemeester van Jutphaas, Wilhelm Frederik Smits, toestemming gegeven het St. Elisabethshofje in gebruik te nemen. Wie de eerste bewoners waren? Weduwe A. Zwezerijnen, weduwe J. van de Brink, weduwe L. Kerkhof, weduwe Ant. Ransdorp, weduwe G. Heyman, weduwe J. Hoveling, weduwe E. Tukker en weduwe L.J. Vrijdag.
Het St. Elisabethshofje
Begin jaren ’70 zijn de woningen leeg komen te staan en in 1979 koopt de Woning Stichting Centraal Nederland het pand tegen een symbolisch bedrag van de gemeente en wil zij het hofje restaureren ter gelegenheid van haar 15-jarig bestaan. Na restauratie mogen oud-Jutphasers de woningen kopen voor 100.000 gulden per stuk. Haaks op de bouwwerken wordt de U-vorm gecomplementeerd door het voormalige turfhuis en de privaten, die zijn verbouwd tot keukens. Oorspronkelijk waren er acht éénkamerwoningen met een vlierinkje, maar bij de verbouwing in 1978 en 1979 zijn er zes woningen van gemaakt en aangepast aan de moderne woonwens van die tijd. Het binnenterrein is afgesloten met het oorspronkelijke hekwerk. Op het vroegere turfhuis is een gevelsteen aangebracht met het opschrift: ‘St. Elisbethshofje Francois Heytink Baesjou Stichting’.
De kopse topgevels van de twee woonblokken hebben op de begane grond een kruisvenster en een deur met sierbeslag en een tweeruits bovenlicht. Deze gevelopeningen worden overbrugd door een korfboog met eenvoudige baksteendecoraties. Op de verdieping zijn boven een muizentand twee kleiner tweelichts vensters geplaatst. De langsgevels aan het hofje beginnen aan de kopse zijde met een herinnering aan de oorspronkelijke indeling van de acht woningen, in de vorm van een dichtgemetselde deur. Deze wordt gevolgd door twee spitsboogvormige spaarnissen, waarna per woning de gevel ingedeeld wordt door een deur met tweeruits bovenlicht en een kruisvenster. Ook hier worden deze gesierd door ontlastingsbogen met siermetselwerk. Onder de gootlijst bevindt zich een muizentandlijst, die op regelmatige afstand onderbroken wordt door kleine blokvormige bakstenen consoles. De woonblokken zijn afgedekt met afgewolfde zadeldaken en bedekt met rode en blauwe tuile-du-Nord pannen.