een dagblad met een regiokatern ‘nieuwegein’ heeft de laatste weken gemiddeld slechts twee van de vier artikelen aan nieuwegein gewijd, de andere twee gaan over utrecht, houten of andere plaatsen. een ander dagblad introduceerde recent nog de term ‘nieuwegeinvibes’, een plaagstootje, want als compliment was het niet bedoeld. in een ander artikel, met als kop ‘lawaai, lawaai, overal lawaai’ legt wethouder schouten uit dat dit een groeiende stad is. dat was het al, maar nu groeit de stad kranig door alle kritieken heen.
de kranige stad
het lijkt of iedereen verhuist
naar deze stad,
zo lang verguisd
door vrijwel heel het land
hier dreunt de grond
en waait het zand
straks staat er weer zo’n bord,
er dreigt een straatnamentekort
het lijkt of iedereen verhuist
naar nieuwegein
’t is best oké om hier te zijn
we steken niemand naar de kroon,
we zijn hier nuchter en gewoon
toch oogsten wij vaak sneer op sneer
men kijkt op onze woonplaats neer
maar toch,
het lijkt of iedereen verhuist
naar deze stad, zo lang verguisd
door vrijwel heel het land
hier dreunt de grond
en waait het zand
en kranig schouwt de stad de toekomst aan,
ontdoet de schouders van de spot
er komen nieuwe burgers aan
en geinse vibes?
die worden hot.
© ton de gruijter

Over Ton de Gruijter
Met zijn poëzie werpt Ton de Gruijter (1953) een nieuw licht op actualiteiten. Hij legt wat er gebeurt in de stad vast in mooie beelden en rake bewoordingen.
Hij schreef jarenlang stadsgedichten op De Digitale Stad Nieuwegein en publiceerde de bundel Groeten uit Nieuwegein. In 2017 ontving Ton de Nieuwegein Award voor Kunst en Cultuur. Van 1 januari tot en met 31 december 2021 mocht Ton de Gruijter zich Stadsdichter noemen op initiatief van bibliotheek De tweede verdieping. Toenmalig burgemeester Frans Backhuijs benadrukte dat de dichter absoluut geen blad voor de mond moest nemen. En dat deed hij dan ook niet. Sinds enige tijd bericht Ton weer op De Digitale Stad Nieuwegein.
Naast Groeten uit Nieuwegein publiceerde Ton vijf andere bundels. Over zijn manier van schrijven: ‘Ik denk graag over verlangen, het verglijden van de tijd, veroudering, en de vragen rond conflicten en hoe het met de mens en de religie gaat. Ik probeer het zodanig uit te werken dat in de kortheid van een gedicht toch een beeld of een verhaal herkenbaar is. Ik vind het belangrijk iets te maken wat geen halffabricaat is, en het moet, voor zover mij dat lukt, taalkundig kloppen.’
‘Ik hou van rijm en ritme. Ik gebruik dus ook een schema, zoals een notenbalk bij muziek kan helpen. Taal is voor mij een gebied vol verborgen schatten. Schrijven helpt dit te ontginnen.’